Ingebruikname
Vóór de ingebruikname/hernieuwde inge-
bruikname de volgende omstandigheden ga-
randeren:
− Regelventiel is volgens de voorschriften
in de leiding gemonteerd, zie hoofdstuk
'Montage'.
− Dichtheid en functie zijn met positief re-
sultaat op foutloze werking getest, zie
hoofdstuk 'Gemonteerd ventiel testen'.
− De heersende omstandigheden in het be-
treffende deel van het systeem komen
overeen met het ontwerp van het regel-
ventiel, zie paragraaf 'Toepassing voor
eigenlijk gebruik' in hoofdstuk 'Veilig-
heidsinstructies en beschermingsmaatre-
gelen'.
6.1 Instrumentenluchtdruk-
waarden
De maximaal toegestane instrumentenlucht-
druk is afhankelijk van de veilige positie
(zie hoofdstuk 'Opbouw en werking').
a) Veilige positie 'Aandrijfas
ingaand'
(weergave in bar)
Regeldruk-
Ingesteld op
bereik
0,2...1
0,4...0,8
0,4...2,0
0,8...1,6
1,4...2,3
1,7...2,1
2,1...3,3
2,4...3,0
6-2
b) Veilige positie 'Aandrijfas
Maximaal toegestane instrumentenluchtdruk:
4 bar
6.2 Het regelventiel in bedrijf
1. Bij grote verschillen tussen omgevings-
2. Blokkeerventielen in de leiding langzaam
3. Controleren of het ventiel correct functio-
Max. toege-
stane instru-
mentenlucht-
druk
2,5
3,3
3,8
4,7
uitgaand'
stellen/opnieuw in bedrijf
stellen
en mediumtemperatuur of wanneer de
mediumeigenschappen dit vereisen, het
ventiel vóór de ingebruikname afkoelen
of opwarmen.
openen. Langzaam openen voorkomt dat
kortstondige druktoename en de daaruit
resulterende hoge stroomsnelheden het
ventiel beschadigen.
neert.
EB 8091-1 NL