− De ventielgegevens op het typeplaatje (ty-
pe, ontwerpdiameter, materiaal, ontwerp-
druk en temperatuurbereik) komen over-
een met de installatiecondities (ontwerpdi-
ameter en ontwerpdruk van de leiding,
mediumtemperatuur, enz). Bijzonderhe-
den inzake het typeplaatje, zie hoofdstuk
'Markeringen op het apparaat'.
− Gewenste of verplichte aanvullende in-
bouwwerkzaamheden (zie hoofdstuk
'Aanvullende inbouwwerkzaamheden)
zijn geïnstalleerd of zodanig voorbereid
als verplicht is voor de montage van het
ventiel.
LET OP
!
Beïnvloeding van de werking en beschadi-
ging van het regelventiel door verkeerde
isolatie!
Î Regelventielen met balg- of isoleerdeel
mogen bij mediumtemperaturen onder
0 °C (32 °F) of boven 220 °C (428 °F)
slechts tot de bovenkant van de ventiel-
behuizing geïsoleerd worden. Als het
isoleerdeel eveneens wordt geïsoleerd,
verliest dit zijn functie!
Î Ventielen die conform NACE MR 0175
gemonteerd worden en waarvan de
schroeven en moeren niet geschikt zijn
voor een zuurgasomgeving, mogen niet
geïsoleerd worden.
De volgende voorbereidende stappen uitvoe-
ren:
Î Voor de montage verplicht materiaal en
gereedschap klaarleggen.
Î Leidingen uitspoelen.
EB 8091-1 NL
Informatie
De reiniging van de leidingen in de installa-
tie is de verantwoordelijkheid van de exploi-
tant van de installatie.
Î Bij stoomtoepassingen de leidingen dro-
gen. Vocht beschadigt de interne delen
van het ventiel.
Î Controleren of een eventueel aanwezige
manometer goed functioneert.
Î Als het ventiel en de aandrijving al ge-
monteerd worden geleverd, de schroef-
verbindingen op correcte aanhaalmo-
menten controleren (zie u AB 0100).
Door het transport kunnen componenten
komen los te zitten.
5.3 Apparaat monteren
Hierna worden de activiteiten uitgevoerd die
voor de montage en ingebruikname van het
ventiel noodzakelijk zijn.
LET OP
!
Beschadiging van het regelventiel door te
hoge of te lage aanhaalmomenten!
De componenten van het regelventiel moeten
met bepaalde aanhaalmomenten worden
aangespannen. Te sterk aangedraaide com-
ponenten zijn onderhevig aan overmatige
slijtage. Te licht aangedraaide componenten
kunnen lekkage veroorzaken.
Î Aanhaalmomenten aanhouden, zie
u AB 0100.
Montage
5-3