2.
3. Als er een aardlekschakelaar vereist is, selecteert u de aardlekschakelaar volgens
4. Let er bij de configuratie op dat er in de installatie zo laag mogelijke aardlek-
5. Als de operationele lekstromen te hoog zijn, kunt u de stroomvoorziening over
5.2.5
Netmagneetschakelaar gebruiken
Gebruik aan de ingang alleen magneetschakelaars van de gebruikscategorie AC-3
(EN 60947-4-1).
Houd tussen 2 netschakelingen een pauze van minimaal 30 seconden aan.
U
N
5.2.6
Netsmeltveiligheden
Beveilingstypen:
•
•
5.2.7
Motorkabel
Kabellengte
Raadpleeg voor de maximale lengte van de voedingskabel het betreffende apparaat in
het hoofdstuk "Technische gegevens".
WAARSCHUWING! Geen betrouwbare bescherming tegen stroomstoot bij ver-
keerd type aardlekschakelaar. Dodelijk of ernstig letsel.
Als er een aardlekschakelaar (aardlekbeveiligingsinrichting RCD of aardlekbewa-
kingsapparaat RCM) aanwezig is, gebruik dan een voor alle stroomtypes geschik-
te RCD of RCM van het type B.
de vereisten voor persoonlijke bescherming, brandbeveiliging of installatiebeveili-
ging. Let bij het selecteren op de activeringskarakteristiek, de vertraging en de no-
minale activeringsstroom van de aardlekschakelaar.
stroomsterktes optreden.
meerdere aardlekschakelaars verdelen.
Typen kabelbeveiliging in de bedrijfsklassen gL, gG:
– Nominale spanning van de zekering ≥ nominale netspanning
– De nominale stroom van de Zekering moet al naargelang de belasting van de
regelaar op minstens 100% van de nominale ingangsstroom van de regelaar
zijn berekend.
Kabelbeveiligingsschakelaar met karakteristiek B, C:
– Nominale spanning van de beveiligingsschakelaar ≥ nominale netspanning
– De nominale stroom van de kabelbeveiligingsschakelaars moet 10% boven de
nominale regelaarstroom liggen.
Elektrische installatie
Installatievoorschriften
30 s
Technische handleiding – MOVITRAC
5
t
29
®
LTE-B+