OPMERKING
Wanneer [RARP] is geselecteerd
U kunt geen waarde invoeren in [IP Address].
Wanneer [BOOTP] of [DHCP] is geselecteerd
U kunt geen waarde invoeren in [IP Address], [Subnet Mask] en [Gateway Address].
Als RARP, BOOTP of DHCP niet kan worden gebruikt
Selecteer [Manual Setting].
Klik op [OK] wanneer het bericht <The device has been reset.> wordt weergegeven.
Om een reset-bewerking goed uit te voeren, wacht u nadat u op [OK] hebt geklikt
ongeveer 20 seconden of langer als dat nodig is.
Nadat de reset-bewerking is voltooid, zijn de instellingen actief.
OPMERKING
Als u het IP-adres hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
Geef de poort die moet worden gebruikt, opnieuw op in het printerstuurprogramma.
Na wijziging van het IP-adres (de poort wijzigen)
Als uw situatie niet overeenkomt met een van beide hierboven beschreven situaties
Een apparaat in het netwerk heeft mogelijk hetzelfde IP-adres als het adres dat voor deze printer is ingesteld.
In dat geval voert u de volgende procedure uit.
1. Schakel het apparaat uit dat hetzelfde IP-adres heeft of maak het los van het netwerk.
2. Herhaal de procedure vanaf het begin.
3. Nadat het instellen van deze printer is voltooid, herstelt u de oorspronkelijke toestand van de
apparaten.
Wanneer u het IP-adres niet kunt instellen met het NetSpot-installatieprogramma inclusief de situatie waarin
deze procedure niet mogelijk is, stel het IP-adres in met het commando ARP/PING.
Het IP-adres instellen met de opdrachten ARP en PING
Het IP-adres instellen met de opdrachten ARP en PING
Bevestig de ferrietkern aan de LAN-kabel (zie afbeelding).
Bevestig de ferrietkern op maximaal 6 cm van het eind van de connector voor de printer.