Parameterbeschrijving
3-12 Versnell.-/vertrag.-waarde
Range:
0 %
[0 -
*
100 %]
3
3
3-13 Referentieplaats
Option:
[0] Gekoppeld
Hand/Auto
[1] Extern
[2] Lokaal
3-14 Ingestelde relatieve ref.
Range:
0 %
[-100 -
*
100 %]
Afbeelding 3.22 Ingestelde relatieve referentie
68
Programmeerhandleiding
Functie:
Voer een procentuele (relatieve) waarde in die
moet worden opgeteld bij of afgetrokken van de
actuele referentie voor respectievelijk Versnell. of
Vertragen. Als Versnell. is geselecteerd via een van
de digitale ingangen (5-10 Klem 18 digitale ingang
tot 5-15 Klem 33 digitale ingang), wordt de
procentuele (relatieve) waarde opgeteld bij de
totale referentie. Als Vertragen is geselecteerd via
een van de digitale ingangen (5-10 Klem 18
digitale ingang tot 5-15 Klem 33 digitale ingang),
wordt de procentuele (relatieve) waarde
afgetrokken van de totale referentie.
Uitgebreidere functionaliteit is te verkrijgen via de
DigiPot-functie. Zie parametergroep 3-9* Dig.
Pot.meter.
Functie:
Selecteer welke referentieplaats moet worden
geactiveerd.
Gebruik de lokale referentie in de handmodus
en de externe referentie in de automodus.
Gebruik de externe referentie in zowel de
handmodus als de automodus.
Gebruik de lokale referentie in zowel de
handmodus als de automodus.
LET OP
Wanneer de waarde [2] Lokaal is
geselecteerd, gebruikt de frequentieom-
vormer deze instelling ook bij het
opstarten na een uitschakeling.
Functie:
De actuele referentie, X, wordt verhoogd of
verlaagd met percentage Y, dat is ingesteld in
parameter 3-14 Ingestelde relatieve ref.. Dit levert
de actuele referentie, Z, op. Actuele referentie (X)
is de som van de ingangen die zijn geselecteerd
in 3-15 Referentiebron 1, 3-16 Referentiebron 2,
3-17 Referentiebron 3 en 8-02 Stuurwoordbron.
Danfoss A/S © Rev. 2014-01-30 Alle rechten voorbehouden.
Z
-100
0
Afbeelding 3.23 Actuele referentie
3-15 Referentiebron 1
Option:
Functie:
Stel in welke referentie-ingang moet
worden gebruikt voor het eerste
referentiesignaal.
parameter 3-15 Referentiebron 1,
parameter 3-16 Referentiebron 2 en
parameter 3-17 Referentiebron 3
definiëren maximaal drie verschillende
referentiesignalen. De som van deze
referentiesignalen bepaalt de actuele
referentie.
[0]
Geen functie
[1]
Anal. ingang 53
[2]
Anal. ingang 54
[7]
Freq. ingang 29
[8]
Freq. ingang 33
[11] Lokale busref.
[20] Dig. potmeter
[21] Anal. ingang
(General Purpose I/O-optiemodule)
X30-11
[22] Anal. ingang
(General Purpose I/O-optiemodule)
X30-12
[29] Anal. ingang
X48/2
3-16 Referentiebron 2
Option:
Functie:
Stel in welke referentie-ingang moet
worden gebruikt voor het tweede
referentiesignaal.
parameter 3-15 Referentiebron 1,
parameter 3-16 Referentiebron 2 en
parameter 3-17 Referentiebron 3
definiëren maximaal drie verschillende
referentiesignalen. De som van deze
referentiesignalen bepaalt de actuele
referentie.
[0]
Geen functie
[1]
Anal. ingang 53
[2]
Anal. ingang 54
[7]
Freq. ingang 29
X
Y
100
%
P 3-14
MG33MH10