Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Motormagnetisering Bij Nulsnelheid; Model Versch.frequentie - Danfoss VLT AutomationDrive FC 301 Programmeerhandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AutomationDrive FC 301:
Inhoudsopgave

Advertenties

Parameterbeschrijving
1-47 Torque Calibration
Gebruik deze parameter om de schatting van het koppel over
het volledige toerentalbereik te optimaliseren. Het geschatte
koppel is gebaseerd op het asvermogen, P
Daarom is het belangrijk dat de juiste R
R
-waarde in deze formule moet overeenkomen met de verliezen
s
in de motor, de kabel én de frequentieomvormer. Het is niet
altijd mogelijk om parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) op elke
frequentieomvormer aan te passen om de kabellengte, verliezen
in de frequentieomvormer en temperatuurafwijkingen op de
motor te compenseren. Wanneer deze functie is ingeschakeld,
berekent de frequentieomvormer de R
zodat een optimale schatting van het koppel en dus optimale
prestaties zijn gewaarborgd.
Option:
[0]
Off
[1]
1st start after
pwr-up
[2]
Every start
1-48 Inductance Sat. Point
Range:
Functie:
35 %
[1 - 500 %]
Verzadigingspunt van de inductantie.
*
3.3.6 1-5* Bel. onafh. inst.

1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid

Range:
Functie:
100
[0 -
Gebruik deze parameter in combinatie met
%
300
parameter 1-51 Min. snelh. norm. magnetisering
*
%]
[TPM] om een andere thermische belasting op de
motor te verkrijgen bij lage toerentallen.
Voer een waarde in die een percentage van de
nominale magnetiseringsstroom aangeeft. Als de
instelling te laag is, wordt het koppel op de
motoras mogelijk beperkt.
Afbeelding 3.7 Motormagnetisering
MG33MH10
Programmeerhandleiding
= P
- R
* I
2
.
shaft
m
s
-waarde bekend is. De
s
-waarde bij het starten,
s
Functie:
Voert een kalibratie uit bij de
eerste start na inschakeling en
handhaaft deze waarde tot
deze wordt gereset door het
uit- en weer inschakelen.
Voert bij elke start een
kalibratie uit om eventuele
wijzigingen in de motortempe-
ratuur sinds de laatste start te
compenseren.
Danfoss A/S © Rev. 2014-01-30 Alle rechten voorbehouden.
LET OP
Parameter 1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid heeft
geen effect als 1-10 Motorconstructie = [1] PM, niet-uitspr.
SPM.
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM]
Range:
Functie:
Size
[10 -
Stel de gewenste snelheid voor normale
related
300
magnetiseringsstroom in. Als de snelheid
*
RPM]
lager wordt ingesteld dan de motorslipfre-
quentie hebben de parameters
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid en parameter 1-51 Min. snelh.
norm. magnetisering [TPM] geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie met
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie Tabel 3.6.
LET OP
Parameter 1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM]
heeft geen effect als 1-10 Motorconstructie = [1] PM, niet-
uitspr. SPM.
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
Range:
Functie:
Size
[ 0 -
Stel de gewenste frequentie voor normale
related
250.0
magnetiseringsstroom in. Als de frequentie
*
Hz]
lager wordt ingesteld dan de motorslipfre-
quentie heeft
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid geen betekenis.
Gebruik deze parameter in combinatie met
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid. Zie tekening voor
parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid.

1-53 Model versch.frequentie

Range:
Functie:
LET OP
Size
[ 4 -
related
18.0
*
Deze parameter kan niet worden
Hz]
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Verschuiving fluxmodel
Voer de frequentiewaarde voor het schakelen
tussen twee modellen in om het motortoe-
rental te kunnen bepalen. Selecteer de waarde
op basis van de instelling in
parameter 1-00 Configuratiemodus en
parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe. Er zijn
twee opties: schakelen tussen Fluxmodel 1 en
Fluxmodel 2 of schakelen tussen variabele-
stroommodus en Fluxmodel 2. Alleen FC 302.
Fluxmodel 1 – Fluxmodel 2
3
3
45

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Vlt automationdrive fc 302

Inhoudsopgave