Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
onstoken is. Na 10 seconden houdt de
ontsteking op, gaat de brander uit en
wordt de anomalie gemeld.
Dit kan te wijten zijn aan het feit dat de
kabel van de elektrode onderbroken
is of niet goed vastzit aan de aanslu-
itpunten. De elektrode is aan de massa
of erg beschadigd: hij moet vervan-
gen worden. De elektronische kaart is
defect.
3.8.1 Storingen zoeken
Storing
Pomp draait niet. Geen stroomvoor-
ziening.
Pomp draait niet. Normale stroomvo-
orziening.
Pomp draait op maximum toerental
en kan niet bediend worden.
4. Lawaai in het systeem.
5. Lawaai in de pomp.
6. Onvoldoende debiet.
Bij een accidenteel wegvallen van de
stroomtoevoer, stopt de brander onmid-
dellijk; zodra de stroomtoevoer hersteld
wordt, start de ketel automatisch weer
op.
3.8
BESCHIKBARE
DRUKVERMINDERING (Afb. 14)
Oorzaak
Systeem is uitgeschakeld.
Een zekering in de installatie is
doorgebrand.
De stroomonderbreker is uitgeval-
len.
Storing in de stroomvoorziening.
Regelaar is uitgeschakeld.
Pomp is geblokkeerd door onzui-
verheden.
De pomp is defect.
Geen signaal van signaalkabel.
Er zit lucht in het systeem.
De differentiële druk is te hoog.
Er zit lucht in de pomp.
De inlaatdruk is te laag.
Het pompvermogen is te laag.
Hydraulisch systeem is gesloten of
systeemdruk is onvoldoende.
De restdrukvermindering voor de ver-
warmingsinstallatie wordt, naargelang
het debiet, weergegeven in de grafiek
van Afb. 14.
De snelheid van de modulerende pomp is
per default ingesteld (parameter instal-
lateur PAR 13 = Au).
Oplossing
Controleer de besturing van het
systeem.
Vervang de zekering.
Controleer de stroomaansluiting en
schakel de stroomonderbreker in.
Controleer de stroomvoorziening.
Controleer de regelaar en de instel-
lingen ervan.
Verwijder onzuiverheden. Schroef de
ontgrendelingsschroef aan de voor-
kant van de pomp los. Ontgrendel de
pomp vanaf de voorkant van de bestu-
ringskast met een schroevendraaier.
Pas op voor opspattend heet water.
Vervang de pomp.
Controleer of de kabel met de re-
gelaar verbonden is. Als dat zo is,
vervang dan de kabel.
Ontlucht het systeem.
Verminder het pompvermogen bij de
pomp of de externe regelaar.
Laat de pomp draaien. De pomp on-
tlucht zichzelf na verloop van tijd.
Verhoog de systeemdruk of controleer
het luchtvolume in het expansievat,
indien geïnstalleerd.
Controleer de externe regelaar en de
pompinstellingen.
Controleer de terugslagklep en het
filter. Verhoog de systeemdruk.
FR
NL
DE
51
Advertenties
Inhoudsopgave
