Inhoudsopgave
Advertenties
Geavanceerde
1
verzendfuncties
Interface-instellingen
Geavanceerde
kopieerfuncties
2
Netwerk
3
Gebruikersinterface
op afstand
4
Systeemmonitor
5
Instellingen
systeembeheerder
6
Rapporten en
lijsten
7
Problemen
oplossen
8
Bijlage
9
Inhoudsopgave
Index
Ethernet-stuurprogramma
U kunt de communicatiemethode en het Ethernet-verbindingstype
opgeven.
1.
Druk op [Additional Functions] (Extra functies).
2.
Druk op [
] of [
] om <SYSTEM
SETTINGS> (Systeeminstell.) te selecteren,
en druk vervolgens op [OK].
Indien ID-systeembeheerder en Systeemwachtwoord werden
ingesteld moet u deze gegevens invoeren met behulp van het
numerieke toetsenbord. Druk vervolgens op [Log IN/Out]
(Aanmelden/Afmelden).
3.
Druk op [
] of [
] om <NETWORK
SETTINGS> (Netwerkinst.) te selecteren,
en druk vervolgens op [OK].
4.
Druk op [
] of [
] om <ETHERNET
DRIVER> (Ethernet stuurpr.) te selecteren en
druk vervolgens op [OK].
5.
Controleer of <DETECT> (Detecteren) wordt
weergegeven en druk op [OK].
Terug
Vorige
6.
Druk op [
] of [
] om de gewenste
detectiemethode te selecteren en druk op
[OK].
<AUTO> (Autom.): de communicatiemethode (half duplex/full
duplex) en het Ethernet-type (10Base-T/100Base-TX) worden
automatisch vastgesteld. Ga verder met stap 11.
<MANUAL> (Handmatig): u geeft de communicatiemethode en
het Ethernet-type handmatig op.
OPMERKING
Als u de netwerkkabel opnieuw aansluit (bijvoorbeeld op een
andere Ethernet-hub), terwijl het apparaat is ingeschakeld,
werkt de functie [Auto Detect] (Automatisch detecteren) niet,
zelfs niet als u <DETECT> (Detecteren) instelt op <AUTO>
(Automatisch). (Sluit de kabel aan terwijl het apparaat
uitgeschakeld is.)
7.
Controleer of <DUPLEX> wordt weergegeven
en druk op [OK].
8.
Druk op [
] of [
] om de gewenste
communicatiemethode te selecteren en druk
op [OK].
<HALF DUPLEX>: afwisselend verzenden en ontvangen.
<FULL DUPLEX>: gelijktijdig verzenden en ontvangen.
BOVEN
Volgende
3-8
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
