Bijlage
Protocol voor de visualisatietests
Overzicht
Alvorens de installatie te voltooien moeten tests
worden uitgevoerd om te bepalen of de Fabius
MRI de diagnostische kwaliteit van de
tomografiebeelden nadelig beïnvloedt. Tijdens de
test is het noodzakelijk dat de magnetische
resonantie-scanner 30 minuten in bedrijf is. De
test omvat 4 scanprocedures:
– 3 scans met gradiënt echo (GE, FEE)
– 1 scan van een willekeurig type
Eerste scan
Deze scan voert een controle uit op
beeldartefacten in de MR-omgeving die niet
kunnen worden toegeschreven aan de Fabius
MRI.
Voorwaarde: de Fabius MRI staat niet binnen de
MR-omgeving.
Voer de scan uit:
1 Plaats een MRI-fantoom in het midden op het
niveau van de hoofdspoel.
2 Voer een gradiënt echo scan met een kleine
hoek uit (bijv. 10°) en gebruik daarbij de
hoofdspoel.
Resultaat:
Als er beeldartefacten optreden, zijn deze terug te
voeren op externe storingsbronnen (bijv.
hoogfrequente apparatuur) of een niet-optimale
werking van de magnetische resonantie-scanner.
224
Tweede scan
Deze scan voert een controle uit op
beeldartefacten tijdens een scan met de
hoofdspoel, waarbij de Fabius MRI in de MR-
omgeving is geplaatst.
Voorwaarde: de Fabius MRI staat op de
bedieningslocatie in de MR-omgeving.
Voer de scan uit:
1 Voer de scan uit met dezelfde parameters als
bij de eerste scan.
Resultaat:
Als er beeldartefacten optreden, is de Fabius MRI
mogelijk niet optimaal gepositioneerd.
Derde scan
Deze scan voert een controle uit op
beeldartefacten tijdens een scan met de
lichaamsspoel wanneer de Fabius MRI in de MR-
omgeving is geplaatst.
Voorwaarde: de Fabius MRI staat op de
bedieningslocatie in de MR-omgeving.
Voer de scan uit:
1 Verwijder de hoofdspoel van de magnetische
resonantie-scanner.
2 Plaats een MRI-fantoom in het midden op het
niveau van de lichaamsspoel.
3 Voer de scan met de lichaamsspoel uit.
Resultaat:
Als er beeldartefacten optreden, is de Fabius MRI
mogelijk niet optimaal gepositioneerd.
Gebruiksaanwijzing Fabius MRI SW 3.n