Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dräger Fabius MRI Gebruiksaanwijzing pagina 100

Anesthesie-werkstation. software 3.n
Verberg thumbnails Zie ook voor Fabius MRI:
Inhoudsopgave

Advertenties

Bediening
In de volgende tabel worden alle parameters (B) in
de Volume Control-modus, samen met de
bijbehorende instelbereiken en
fabrieksinstellingen, weergegeven.
Parameter
Instelbereik
Drukbegren-
15 tot 70,
zing PMAX
min. PEEP +10
[cmH
O]
2
([hPa])
Slagvolume VT
20 tot 1400
[mL]
Beademings-
4 tot 60
frequentie RR
[bpm] ([1/min])
Inspiratie-
4:1 tot 1:4
tijd:expiratie-
tijdTI:TE
Inspiratie-
0 tot 50
pauze:inspira-
tietijd TIP:TI
[%]
PEEP [cmH
O]
0 tot 20
2
([hPa])
PAW
PEAK
PLAT
RR
Insp Flow
VT
Voor elke machinele beademing krijgt de patiënt
het ingestelde slagvolume (VT) met een constante
100
Fabrieksin-
stelling
40
600
12
1:2
10
0
PMAX
PAW
PEEP
inspiratieflow (Insp Flow) toegediend. Het
ingestelde slagvolume is gebaseerd op een
gedefinieerde beademingsfrequentie (RR) en een
gedefineerde verhouding tussen de inspiratietijd
en de expiratietijd (TI:TE).
De inspiratieflow (Insp Flow) wordt afgeleid uit het
slagvolume (VT) en de verhouding van de
inspiratiepauze tot de inspiratietijd (TIP:TI).
Als TIP:TI op 0 is ingesteld, wordt het slagvolume
VT) toegediend met de laagste inspiratieflow (Insp
Flow) die mogelijk is bij de betreffende
beademingsfrequentie (RR). Daarnaast kan een
positieve eind-expiratoire druk (PEEP) worden
ingesteld.
Om te hoge drukken te voorkomen, kan de
alarmgrens PMAX in overeenstemming met de
fysiologische toestand van de patiënt worden
ingesteld.
De onderste alarmgrens van de ademwegdruk
(PAW -laag) wordt gebruikt voor het bewaken van
de ademwegdruk om apnoe (disconnectie) en
continue druk te herkennen.
Als de drukcurve de drempelwaarde zowel van
bovenaf als van onderaf niet doorkruist, wordt een
alarm afgegeven.
Gebruiksaanwijzing Fabius MRI SW 3.n

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave