In de volgende tabel worden alle parameters (B) in
de SIMV/PS-modus, samen met de bijbehorende
instelbereiken en fabrieksinstellingen,
weergegeven.
Parameter
Instelbereik
Drukbegrenzing
15 tot 70,
PMAX [cmH
O]
min. PEEP +10
2
([hPa])
en
>∆Psupp
+PEEP
Slagvolume VT
20 tot 1100
[mL]
Beademingsfre-
4 tot 60
quentie RR
[bpm] ([1/min])
Drukondersteu-
3 tot 20
ning ∆Psupp
UIT
[cmH
O] ([hPa])
2
PEEP [cmH
O]
0 tot 20
2
([hPa])
Triggergevoelig-
2 tot 15
heid Trigger
[L/min]
Inspiratieflow
10 tot 85
Insp Flow
[L/min]
Inspiratietijd
0,3 tot 4,0
TINSP
[seconden]
Inspiratie-
0 tot 50
pauze:inspiratie-
tijd TIP:TI [%]
Gebruiksaanwijzing Fabius MRI SW 3.n
PAW
Fabrieksin-
stelling
40
600
VT
12
10
De beademingsfrequentie RR is bepalend voor de
tijd tussen de afzonderlijke volumegecontroleerde
beademingsslagen. De synchronisatie van de
0
mechanische beademingen wordt uitgevoerd met
een triggergevoeligheid (Trigger) die een
bepaalde tijd vóór het toedienen van een nieuwe
2
mechanische beademing wordt geactiveerd: 5 s
voor beademingsfrequenties (RR) onder de
12 bpm (1/min). Bij hogere beademingsfrequenties
30
wordt de synchronisatie direct na de voorgaande
expiratie uitgevoerd. Tussen deze machinale
beademingen door kan de patiënt spontaan
ademen. De machinale beademingen worden
1,7
gesynchroniseerd met de spontane ademhalingen
van de patiënt. Deze spontane ademhalingen
kunnen worden ondersteund met ∆Psupp.
10
De onderste alarmgrens van de ademwegdruk
(PAW -laag) wordt gebruikt voor het bewaken van
de ademwegdruk om apnoe (disconnectie) en
continue druk te herkennen.
Als de drukcurve de drempelwaarde zowel van
bovenaf als van onderaf niet doorkruist, wordt een
alarm afgegeven.
PEAK
Trigger
PLAT
∆Psupp
Insp Flow
RR
Bediening
PMAX
Trigger
PAW
105