9 Instellingen
90
9.2.6 Verwarmingskringen
Bedrijfsmodus (700, 1000, 1300)
De bedieningsmodus kan door middel van de bedieningsmodus-toets op de
kamereenheid of via deze bedrijfslijn worden ingesteld.
Beveiligingsbedrijf: De verwarming wordt uitgeschakeld in de beveili
gingsmodus. De kamer blijft echter wel beveiligd tegen vorst (Gewenste
wrde vorstbijv. prog. nr. 714).
Automatisch: In de automatische modus wordt de kamertemperatuur in
overeenstemming met het tijdprogramma geselecteerd.
Gereduceerd: In de gereduceerde modus wordt de kamertemperatuur
constant op de ingesteldeGewenste wrde gereduceerdtemperatuur ge
houden (bijv. prog. nr. 712).
Comfort: In de comfortmodus wordt de kamertemperatuur constant op
de ingesteldeGewenste wrde comfort temperatuur gehouden (bijv. prog.
nr. 710). De ecologische functies zijn niet geactiveerd.
Gewenste wrde comfort (710, 1010, 1310)
Instellen van de comfort instelwaarde in de verwarmingsgroepen. Zonder
kamersensor of met uitgeschakelde thermostaat (prog. nr. 750, 1050, 1350),
wordt deze waarde gebruikt voor het berekenen van de aanvoertempera
tuur om de ingestelde kamertemperatuur theoretisch te kunnen bereiken.
Gewenste wrde gereduceerd (712, 1012, 1312)
Instelling van de gewenste kamertemperatuur tijdens de gereduceerde ver
warmingsperiode. Zonder kamersensor of met uitgeschakelde thermostaat
(prog. nr. 750, 1050, 1350), wordt deze waarde gebruikt voor het berekenen
van de aanvoertemperatuur om de ingestelde kamertemperatuur theore
tisch te kunnen bereiken.
Gewenste wrde vorst (714, 1014, 1314)
Instelling van de vereiste kamertemperatuur tijdens de vorstbeveiligings
modus. Zonder kamersensor of met uitgeschakelde thermostaat (prog. nr.
750, 1050, 1350), wordt deze waarde gebruikt voor het berekenen van de
aanvoertemperatuur om de ingestelde kamertemperatuur theoretisch te
kunnen bereiken. De verwarmingskring blijft uitgeschakeld totdat de aan
voertemperatuur zo ver daalt dat de kamertemperatuur onder de vorstbe
veiligingstemperatuur daalt.
Steilheid stooklijn (720, 1020, 1320)
Met gebruik van de stooklijn wordt de instelwaarde van de aanvoertempe
ratuur gevormd die worden gebruikt om de verwarmingskring te regelen af
hankelijk van de buitentemperatuur. De helling geeft aan hoe sterk de aan
voertemperatuur verandert door veranderende buitentemperatuur.
7636639 - 01 - 26082015