9 Instellingen
116
Ketelpomp Q1: De aangesloten pomp wordt gebruikt om het ketelwater
te laten recirculeren.
Alarmuitgang K10: Een nieuwe fout wordt aangegeven door middel van
deze alarmrelais. Het contact wordt gesloten met de vertragingstijd, die
geselecteerd is onder prog. nr. 6612. Als er geen foutmeldingen zijn, opent
het contact zonder vertraging.
Toelichting
Het alarmrelais kan worden teruggezet zonder dat de fout wordt
verholpen (zie prog. nr. 6710). Het alarmrelais kan tevens tijdelijk
worden gesloten door een melding die, bijvoorbeeld, een herstart
tot gevolg heeft.
Verw circ pomp VG3 Q20: Inschakelen van de gepompte verwarmings
kring HC3 .
Gebr. circ.pomp VK2 Q18: Inschakelen van de gebruikerkring VK2.
Circ pomp Q14: Aansluiting van een aanvoerpomp.
Wrmt Opwek. blok vent Y4: Aansluiten van een omschakelklep voor ont
koppeling van het watersysteem van de warmteproducent van de rest van
het systeem.
Vaste brndstf br. pomp Q10: Aansluiting van een circulatiepomp voor de
ketelkring voor het aansluiten van een ketel op vaste brandstof.
Klokprogramma 5 K13: De relais worden gecontroleerd door het tijdspro
gramma 5 volgens de instellingen.
Bufferretourklep Y15: Deze klep moet worden geconfigureerd voor de stij
ging/daling van de retourtemperatuur of het gedeeltelijk laden van de
bufferopslagtank.
Zonpomp ext wiss K9: De solarkring-pomp voor de externe warmtewisse
laar K9 moet hier worden ingesteld.
Zon servomotor buffer K8: Als er meerdere warmtewisselaars aangeslo
ten zijn, moet de bufferopslagtank worden ingesteld op de betreffende
relaisuitgang van de solar-regeleenheid en moet worden vastgelegd on
der prog. nr. 5840.
Zon servomotor zwemb K18: Als er meerdere warmtewisselaars aangeslo
ten zijn, moet het zwembad worden ingesteld op de betreffende relaisuit
gang en het type van de solar-regeleenheid moet worden vastgelegd on
der prog. nr. 5840.
Zwembad pomp Q19: Aansluiting van een zembadpomp op de ingan g
Q19.
Cascade pomp Q25: Gemeenschappelijke ketelpomp voor alle ketels in
een cascadeopstelling.
Buffer laadpomp Q11: De Tapw-opslagtank kan worden verwarmd door
de bufferopslagtank indien deze tenminste warm genoeg is. Deze transfer
wordt tot stand gebracht door transferpomp Q11.
Tapw mengpomp Q35: Aparte pomp voor opslagcirculatie gedurende de
actieve legionellafunctie.
Tapw pomp intern Q33: Laadpomp voor Tapw-cilinder met externe warm
tewisselaar.
Warmtevraag K27: Uitgang K27 wordt geactiveerd zodra er een warmte
behoefte bestaat binnen het systeem.
Verw circ pomp VG1 Q2/Verw circ pomp VG2 Q6: Het relais wordt ge
bruikt voor het inschakelen van de verwarmingskringpomp Q2/Q6.
Tapwater aandrijving Q3: Afhankelijk van het watersysteem wordt er een
Tapw-laadpomp of verdeelklep aangesloten.
Melduitgang K35: De statusuitgang wordt gebruikt wanneer er een com
mando bestaat van de regelaar aan de branderbesturing. Als er sprake is
van een storing die verhindert dat de branderbesturing kan functioneren,
wordt de statusuitgang uitgeschakeld.
Bedrijfsmelding K36: Dew uitgang wordt ingesteld wanneer de brander
werkt
Rookgasklep K37: Deze functie activeert de rookgasdemperbesturing. Als
de rookgasdemperbesturing wordt geactiveerd, gaat de brander alleen in
werking, wanneer de rookgasdemper open is.
Uitschakeling ventilator k38: Deze uitgang dient om de ventilator uit te
schakelen. De uitgang wordt geactiveerd als de ventilator nodig is; anders
wordt deze niet ingeschakeld. De ventilator dient zo vaak mogelijk te wor
7636639 - 01 - 26082015