6 Installatie
Afb.25
Montage van de steunrail
2
Afb.26
Open het menu
3
50
ketelruimte met een ventilatiemogelijkheid zijn uitgevoerd. De vrije ruimte
bij elkaar kruisende pijpen moet ten minste A
rend luchtinlaatrooster is verkrijgbaar als toebehoren.
Montage
1. De pijpen en vormstukken moeten in elkaar worden gezet tot aan de
basis van de aansluiting. Alleen de originele profielafdichtingen van de
montageset of de originele reserveafdichtingen mogen worden ge
bruikt tussen de afzonderlijke elementen. Voor de montage moeten de
afdichtingen worden behandeld met de siliconenpasta die deel uit
maakt van de levering. Wanneer de pijpen worden aangelegd, moet er
voor worden gezorgd dat de pijpen in één lijn worden gemonteerd en
zonder spanning. Op die manier wordt lekkage van de dichtingen voor
komen.
2. Voor het vastzetten van het steunrail in de tegenoverliggende wand
van de aansluitopening moet ter hoogte van de openingshoek een gat
(Ø=10 mm) worden geboord. Vervolgens dient de pen van het steunrail
in het boorgat te worden geslagen.
RA-0000157
3. De rookgaspijp wordt van boven af in de aansluiting ingebracht. Hier
voor wordt een touw aan de steun aangebracht, waarna de pijpen stuk
voor stuk van de bovenkant worden ingebracht. Om te voorkomen dat
de componenten wegglijden tijdens de montage, moet het touw onder
spanning worden gehouden tot aan de eindmontage van de rookgas
pijp. Als er afstandhouders nodig zijn, dienen deze ten minste om de 2
m aan de buis te worden bevestigd.
Kant de afstandhouders in de juiste hoek af en plaats het geheel in het
midden van de aansluiting. Pijpen en vormstukken dienen zo te worden
gemonteerd dat de aansluitingen in tegenovergestelde richting van het
condenswater worden aangebracht.
Nadat de pijpen ingebracht zijn, plaatst u de steunpoot in het steunrail
en richt u deze (vloeiend en zonder spanning). De afdekking van de aan
sluiting aan de schoorsteen moet zo worden gemonteerd dat er geen
regen in de ruimte tussen rookgaspijp en aansluiting kan binnendrin
gen en dat de lucht voor ventilatie vrij kan stromen.
Opgelet
Bij vervanging moeten nieuwe pakkingen worden aangebracht!
Wanneer de rookgaspijpen gedemonteerd zijn, moeten er nieuwe
afdichtingen worden gebruikt voor de remontage!
RA-0000158
6.4.6 Reinigings- en inspectie-openingen
Gevaar
Reinig de uitlaatgaspijpleidingen!
Het moet mogelijk zijn om de rookgaspijpen te reinigen en de ruim
te tussen de elkaar kruisende pijpen en luchtdichtheid te controle
ren.
Er moet minimaal één reinigings- en inspectie-opening in de installatieruim
te van de SGB worden aangebracht.
Uitlaatgaspijpen in gebouwen die niet vanuit de openingskant kunnen wor
den gereinigd of geïnspecteerd, moeten in het bovenste gedeelte van het
uitlaatgassysteem of via het dak een extra reinigingstoegang hebben.
De uitlaatgaspijpleidingen in de buitenmuur moeten tenminste één reini
gingsopening in het onderste gedeelte van het uitlaatgassysteem hebben.
2
= 125 cm
zijn Een bijbeho
min
7636639 - 01 - 26082015