Systeemconfiguratie
stel component videokabels nodig is om alle
bronnen die op de AVR 635 zijn aangesloten te
kunnen zien. Omgekeerd kan deze conversiescha-
keling gebruikt worden om component ingang
naar S-video of composiet video om te zetten
wanneer geen receiver beschikbaar is die geschikt
is voor een component signaal.
In de meeste gevallen zal de conversie elektronica
ingeschakeld zijn, maar in sommige systemen kan
het nodig zijn deze uit te schakelen. Wanneer u er
de voorkeur aan geeft het videosignaal onaange-
tast te laten, kan de video converter worden uit-
geschakeld door eerst te controleren of het
menu (afbeelding 2) in beeld
IN/OUT SETUP
E te drukken tot
staat en vervolgens op
⁄
/
¤
de cursor © naar
VIDEO CONV
E te drukken zodat
op
‹
/
›
OFF
keerd. Deze instelling is afzonderlijk voor elke
ingang, controleer daarom of de wijziging geldt
voor de ingang waarvoor u de converter uit wilt
schakelen.
Wanneer u de converter onder alle omstandighe-
den ingeschakeld wilt laten, ga dan te werk als
E zodat
hiervoor, maar druk op
‹
/
›
gemarkeerd.
De laatste instelling van de ingangen is eveneens
individueel per ingang en bepaalt de prioriteit van
de video conversie. In de meeste gevallen wordt
slechts één type videoverbinding gebruikt tussen
de bron en de AVR en hoeft deze instelling niet
gewijzigd te worden en wanneer alle andere
instellingen aangepast zijn aan het systeem kunt
u verder gaan naar de volgende configuratie stap
E te drukken tot de cursor >
door op
⁄
/
¤
naar
BACK TO MASTER MENU
hoofdmenu) wijst en u drukt op Set F.
In die gevallen dat een specifieke instelling van de
video converter gewenst is, dient de instelling
gewijzigd te worden. In de automatische functie
scant de AVR alle video-ingangen en voert het
eerste signaal dat gevonden wordt naar de com-
ponent uitgang. In uitgebreide systemen echter, of
wanneer meer dan één video-ingang is verbonden
met dezelfde bron, kan het nodig zijn de automa-
tische keuze te passeren en zelf te bepalen welk
signaal wordt geconverteerd.
Voorbeeld: in sommige gevallen kunnen zowel
een component als een standaard composiet
videosignaal van een set-top box met de AVR zijn
verbonden zodat het component signaal naar een
digitaal videoscherm wordt gevoerd en het com-
posiet signaal naar een recorder. In dat geval
dient het composiet signaal niet omgezet te wor-
den, maar wilt u dat het component signaal met
het composiet naar de hoofduitgang gaat.
Om dit te configureren controleert u eerst of het
menu (afbeelding 2) in beeld
IN/OUT SETUP
staat en vervolgens drukt u op
⁄
/
¤
cursor ➔ naar
wijst. Wanneer
V-CONV PORT
standaard of
wordt aangegeven kijkt het
AUTO
apparaat eerst naar de CVBS (composiet video)
ingang en dan naar de S-video en component
ingangen om de bron naar de component uitgan-
gen te sturen. Om een specifieke uitgang te kie-
22 SYSTEEMCONFIGURATIE
zen drukt u op
‹
wordt gemarkeerd.
Wanneer alle instellingen zijn gemaakt drukt u op
E tot de cursor bij
¤
(terug naar hoofdmenu) wijst om verder te
MENU
gaan met de systeemconfiguratie.
Audio Opzet
In dit menu kunt u de klankregeling configureren
en de upsampling in- of uitschakelen. Wilt u op dit
moment de instellingen niet veranderen, ga dan
verder naar het volgende menu. Mocht u wel
wijzigingen willen aanbrengen, controleer dan of
het
HOOFD MENU
cursor naar
AUDIO SETUP
en druk op Set F. Het
wijst, om dat
verschijnt (Afb. 3).
wordt gemar-
*
A U D I O
→
T O N E
B A S S
T R E B L E
A D C
S A M P L I N G :
B A C K
T O
wordt
ON
Afbeelding 3
Op de eerste regel wordt bepaald of de hoog/laag
klankregeling in de signaalweg wordt opgeno-
men. Standaard is deze ingeschakeld en wanneer
u deze wilt verwijderen om de schakeling of
'recht' te zetten, controleer dan of de © cursor
naar de regel
TONE
wijst en druk op
(terug naar
(uit) in negatief video wordt gemarkeerd.
Wilt u de klankregeling in de signaalweg laten
staan, dan kunt u laag en hoog versterker of ver-
zwakken door op
© cursor naast de regel staat die u wilt corrige-
ren. Vervolgens drukt u op
tot de gewenste instelling verschijnt.
Dit menu kent ook een instelling om de upsamp-
ling van het apparaat in en uit te schakelen. In
normaal gebruik is deze functie uitgeschakeld,
wat wil zeggen dat digitale bronnen worden
bewerkt op hun oorspronkelijke sampling rate.
Voorbeeld: een bron met 48 kHz sampling fre-
quentie wordt ook op 48 kHz behandeld. Maar de
AVR kan binnenkomende 48 kHz signalen ook op
96 kHz behandelen voor extra resolutie.
Om van deze functie te profiteren drukt u op
Navigatie E zodat de © cursor naast
/
⁄
¤
de regel
UPSAMPLING
Navigatie E zodat
wordt gemarkeerd. Denk er aan dat deze functie
alleen beschikbaar is voor Dolby Pro Logic II –
Muziek, Dolby Pro Logic II Film, Dolby Pro Logic
E tot de
en Dolby 3 Stereo.
www.audiodna.sk
E tot de gewenste keus
/
›
BACK TO MASTER
in beeld staat en dat de ©
(audio opzet) wijst
menu
AUDIO SETUP
S E T U P
*
:
I N
O U T
: 0
: 0
4 8 k
9 6 k
M A S T E R
M E N U
(klankregeling) in het menu
Navigatie E zodat
‹
/
›
OUT
Navigatie E zodat de
⁄
/
¤
Navigatie E
‹
/
›
staat en druk op
‹
/
›
(aan) in negatief video
ON
Wanneer alle gewenste wijzigingen zijn doorge-
Navigatie E zodat de
voerd, drukt u op
⁄
/
¤
© cursor op de regel
BACK TO MAIN MENU
(terug naar hoofdmenu) komt te staan en u drukt
op Set F.
Opzet Surround
De volgende keuze die voor een ingang moet
worden gemaakt is het instellen van de gewenste
surround functie. Aangezien de surroundfuncties
een kwestie zijn van persoonlijke smaak, bent u
vrij in uw keuze – die bovendien later gewijzigd
kan worden. Het Surround Functie Overzicht op
pagina 29 kan u helpen de functie te kiezen die
het beste past bij de gekozen ingang. Zo kunt u
Dolby Pro Logic II of Logic 7 voor de meeste
ingangen kiezen en Dolby Digital voor ingangen
aangesloten op digitale bronnen. Voor ingangen
zoals CD-speler, tape deck of tuner kan het best
de stereofunctie worden gekozen, wanneer dat
tenminste de luisterfunctie is die voor de stan-
daard stereobronnen wordt gebruikt. Voor die
bronnen is het onwaarschijnlijk dat er materiaal
met surroundcodering zal worden afgespeeld. Als
alternatief kan de 5 Kanaals Stereo of Logic 7
Music functie worden gekozen voor stereo pro-
grammamateriaal.
De surround instellingen worden het gemakke-
lijkst gemaakt via de Full-OSD (volledig) menu's in
beeld. Druk vanuit het hoofdmenu
E tot de cursor
(Afb. 1) op de
MENU
⁄
/
¤
naast het
SURROUND SELECT
Druk op instellen F tot het
SURROUND
menu (Afb. 4) in beeld verschijnt.
SELECT
* *
S U R R O U N D
S E L E C T
©
D O L B Y
S U R R O U N D
D T S
L O G I C
7
D S P
( S U R R )
S T E R E O
B A C K
T O
M A S T E R
M E N U
Afbeelding 4
Elke regel in dit menu (afb. 4) kiest een surround
functiegroep en binnen elk van deze categorieën
kan uit specifieke opties worden gekozen. De
keuze aan functies wisselt afhankelijk van de luid-
sprekerconfiguratie in uw systeem.
Wanneer de regel
regel van het
SURR BACK
menu (afb. 9) op
SPEAKER SETUP
(geen) staat, is de AVR geconfigureerd voor 5.1
kanaals bedrijf en alleen de functies bestemd voor
een vijf luidspreker opstelling zullen verschijnen.
Staat
in het
SURR BACK
SPEAKER SETUP
menu (afb. 9) op
(klein) of op
SMALL
(groot) staat, is de AVR geconfigureerd voor
6.1/7.1 kanaals bedrijf en ook extra functies als
Dolby Digital EX en 7 STEREO of Logic 7 7.1 ver-
schijnen, daar deze alleen werken wanneer zeven
luidspreker beschikbaar zijn. Bovendien, de func-
ties DTS ES (Discrete) en DTS+NEO:6 (DTS-ES
Matrix) die in de AVR beschikbaar zijn, verschijnen
alleen bij een digitale bron met het juiste digitale
signaal.
MASTER
›
menu staat.
* *
NONE
LARGE