Inschakelen
De bedieningsorganen voor de cruisecontrol
vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
1. Druk op de knop CRUISE. Op het instru-
mentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE
.
2. Druk op + of – om de snelheid van de auto
vast te zetten. Op het instrumentenpaneel
verschijnt
CRUISE ON
.
De cruisecontrol kan niet worden ingeschakeld
bij snelheden lager dan 30 km/h of hoger dan
200 km/h.
1
Afhankelijk van het motortype.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Snelheid verhogen of verlagen
–
U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of – in te drukken. De snel-
heid die de auto heeft op het moment dat
u de knop loslaat, zal vervolgens worden
geprogrammeerd.
Een korte druk (minder dan een halve seconde)
op + of – komt overeen met een snelheidswij-
1
ziging van 1 km/h of 1 mph
.
Cruisecontrol*
N.B.
Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op
de instelling van de cruisecontrol. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automa-
tisch de ingestelde snelheid weer aan.
Tijdelijk uitschakelen
–
Druk op 0 om de cruisecontrol tijdelijk uit
te schakelen. Op het instrumentenpaneel
verschijnt
CRUISE
. De eerder ingestelde
snelheid blijft na een tijdelijke uitschakeling
in het geheugen opgeslagen.
De cruisecontrol wordt bovendien tijdelijk uit-
geschakeld, als:
•
u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient;
•
de snelheid heuvelop lager wordt dan
1
25–30 km/h
;
•
u de keuzehendel in stand N zet;
•
als de wielen de neiging hebben te gaan
slippen of blokkeren;
•
een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02
75