09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
BELANGRIJK
Vul bij het verschijnen van de melding
Oliepeil laag Olie bijvullen
bij.
N.B.
Het systeem detecteert het oliepeil alleen
tijdens het rijden. Na het bijvullen of aftap-
pen van olie duurt het even voordat het sys-
teem wijzigingen in het oliepeil kan waarne-
men. De auto dient ca. 30 km te rijden, voor-
dat het weergegeven oliepeil correct is.
WAARSCHUWING
Vul niet meer olie bij, als niveau (3) of (4) ver-
schijnt zoals aangegeven op de afbeelding.
De olie mag nooit boven MAX of onder
MIN staan om motorschade tegen te gaan.
WAARSCHUWING
Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,
omdat er gevaar voor brand bestaat.
4
Afhankelijk van het motortype.
238
Oliepeil meten
Voor controle van het oliepeil de onderstaande
volgorde aanhouden.
slechts 0,5 liter
1. Activeer sleutelstand II, zie pagina 161.
2. Draai het duimwiel op de linker stuurhendel
naar stand
ogenblik...
> Vervolgens verschijnt informatie over
het motoroliepeil.
De cijfers 1–4 geven het niveau aan. Vul niet meer
olie bij, als niveau (3) of (4) staat aangegeven. Het
aanbevolen niveau is 4.
Motoroliepeil Een
.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Positie van reservoir voor ruitensproeiervloeistof
De sproeiers van de voorruit en de koplampen
staan in verbinding met hetzelfde vloeistofre-
servoir.
Voor de aan te houden hoeveelheden, zie de
tabel Vloeistoffen op pagina 311.
Vulopening op viercilinder- en dieselmo-
dellen.
Vulopening op vijfcilindermodellen.
Giet tijdens de wintermaanden sproeiervloei-
stof met antivries in het reservoir om te voor-
4
.