06 Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de verkeerssituatie.
•
Rijd in de hoogst mogelijke versnelling,
afhankelijk van de verkeerssituatie en de
weggesteldheid – lagere toeren leveren
een lager brandstofverbruik op.
•
Rijd niet met open zijruiten.
•
Vermijd onnodig snel optrekken en krach-
tig remmen.
•
Neem geen spullen in de auto mee die u
niet gebruikt – hoe groter de belading, des
te hoger het brandstofverbruik.
•
Rem af op de motor, wanneer dat zonder
gevaar voor medeweggebruikers mogelijk
is.
•
Lading op het dak en een skibox resulteren
06
in een grotere luchtweerstand waardoor
het brandstofverbruik toeneemt – verwijder
lastdagers die u niet gebruikt.
•
Laat de motor niet stationair warmdraaien,
maar belast de motor in plaats daarvan zo
snel mogelijk licht – een koude motor ver-
bruikt meer brandstof dan een warme.
•
Bij auto's met motortype D2, een zestraps
handbak en Start/Stop*-systeem geldt in
normale omstandigheden op een vlakke
ondergrond de 2e versnelling als wegrij-
versnelling.
*
150
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Zie pagina 13 en 314 voor meer informatie en
meer tips.
WAARSCHUWING
Zet de motor nooit af tijdens het rijden (zoals
op een aflopende helling), omdat daarbij
belangrijke systemen zoals de stuur- en
rembekrachtiging wegvallen.
Doorwaaddiepte
U kunt met de auto door waterpartijen van
maximaal 25 cm diep rijden met een maxi-
mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-
zichtig bij het doorwaden van stromend water.
BELANGRIJK
Er kan schade aan de motor ontstaan, als er
water in het luchtfilter dringt.
Bij diepe waterpartijen kan er water in de
transmissie dringen. De smerende eigen-
schappen van de oliën nemen daarbij af,
waardoor de genoemde systemen minder
lang meegaan.
Houd een lage snelheid aan tijdens het waden
en breng de auto niet in het water tot stilstand.
Trap na het passeren van de waterpartij lichtjes
op het rempedaal om te controleren of de rem-
werking in orde is. Bij water en vuil op de rem-
blokken kunnen er vertragingen in de remwer-
king optreden.
•
Maak de aansluitingen voor de elektrische
motorverwarming en de aanhangerkoppe-
ling schoon na ritten in water en modder.
BELANGRIJK
Laat de auto niet langdurig in water staan
dat tot boven de dorpelbalken reikt om elek-
trische storingen te voorkomen.
Probeer de motor na afslag in een water-
partij niet opnieuw te starten. Sleep de auto
uit de waterpartij.
Motor, versnellingsbak en
koelsysteem
In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld op
steile hellingen en bij het vervoer van een zware
lading, bestaat het gevaar dat de motor en het
koelsysteem oververhit raken.
Voor aanvullende informatie over oververhit-
ting bij gebruik van een aanhanger/caravan -
zie pagina 193.
•
Verwijder verstralers voor de grille bij ritten
in gebieden met een warm klimaat.
•
Bij gevaar voor oververhitting wordt een
ingebouwde beveiliging geactiveerd die er
onder meer voor zorgt dat het oranje infor-
matielampje op het instrumentenpaneel