›
Met de ventielsleutel het ventielinzetstuk eruit
draaien en op een schone ondergrond leggen.
›
De fles met bandenafdichtmiddel schudden.
›
De vulslang op de fles draaien. De folie op de dop
wordt doorgeprikt.
›
De sluitstop van de vulslang verwijderen en op het
bandenventiel steken.
›
De fles ondersteboven houden en de gehele inhoud
afdichtmiddel in de band vullen.
›
De vulslang van het ventiel verwijderen.
›
Het ventielinzetstuk aanbrengen.
Band oppompen
›
De vulslang van de luchtcompressor op het ventiel
van de band aanbrengen.
›
De wagen met de parkeerrem beveiligen.
›
De motor starten.
›
De stekker van de luchtcompressor in het 12 volt
stopcontact steken.
›
De luchtcompressor inschakelen.
›
Zodra een spanning van 2,0-2,5 bar is bereikt, de
luchtcompressor uitschakelen.
De maximale werkingstijd van de luchtcompressor
volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van
de bandenafdichtset opvolgen.
›
Als de bandenspanning van 2,0-2,5 bar niet werd
bereikt, de vulslang van het ventiel afschroeven.
›
Ongeveer 10 meter voor- of achteruitrijden zodat
het afdichtmiddel zich in de band kan verdelen.
›
De vulslang opnieuw op het ventiel draaien en het
oppompen herhalen.
Bandenspanning
Waarop letten
LET OP
De bandenspanning altijd aan de belading aanpas-
▶
sen.
De bandenspanning van alle banden ten minste
▶
eenmaal per maand en voor elke grote rit controle-
ren.
De bandenspanning controleren als de banden
▶
koud zijn. De verhoogde bandenspanning bij warme
banden zo mogelijk niet verminderen.
Na ieder wijzing van de bandenspanning de nieuwe
▶
waarden in de bandencontrole opslaan.
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen!
Bij zeer snel bandenspanningsverlies moet worden
▶
geprobeerd om de wagen voorzichtig en zonder
heftige stuurbewegingen en zonder sterk remmen
tot stilstand te brengen.
Wielen ›
Sticker met voorgeschreven
bandenspanningswaarden
De sticker met de voorgeschreven bandenspan-
ningswaarden bevindt zich onder de afdekking van
het laadstopcontact.
voorgeschreven bandenspanning. Het is geen
opsomming van de goedgekeurde bandenmaten
voor uw wagen. Deze zijn opgenomen in de
technische wagendocumenten en in de confor-
miteitsverklaring (het zgn. COC-document).
Bandenspanningswaarde voor de banden van de
D
vooras
Bandenspanningswaarde voor de banden van de
E
achteras
Bandencontrole
Werking
De bandenspanningscontrole geeft een verandering
in de bandenspanning aan.
Waarschuwing bij een spanningsverandering
Brandt - Verandering van de bandenspanning
›
De wagen stilzetten.
›
De banden en de bandenspanningen controleren.
Functiebeperking
Het systeem kan bij een zeer snel teruglopende ban-
denspanning niet waarschuwen, bv. bij een klapband.
De systeemfunctie kan bv. in de volgende situaties
beperkt zijn.
Ongelijkmatige belasting van de wielen.
▶
Sportieve rijstijl.
▶
Rijden op onverharde wegen.
▶
Gemonteerde sneeuwkettingen.
▶
Bandenspanningswaarden opslaan
Bandenspanningswaarden met de toets
De toets voor het opslaan van de bandenspannings-
waarden bevindt zich in het opbergvak aan bijrijders-
zijde.
Bandenspanning
73
Bandenspanning
A
voor halve belading
Bandenspanning
B
voor volle belading
Banddiameter in inch
C
Deze informatie
dient slechts als in-
formatie voor de
opslaan