70 Wielen ›
Allweather- of winterbanden
Probleemoplossing
Hulp bij bandenpech
Bandenafdichtset
» Pagina
▶
Verandering van de bandenspanning
Brandt - Verandering van de bandenspanning
›
De wagen stilzetten.
›
De banden en de bandenspanningen controleren.
Allweather- of winterbanden
Gebruiksdoel
4-seizoenen- of winterbanden verbeteren de rijei-
genschappen bij winterse omstandigheden. Ze zijn
voorzien van het opschrift M+S en een bergtop- en
sneeuwvloksymbool
.
Waarop letten
Om de best mogelijke rijeigenschappen te behouden,
moeten op alle vier de wielen banden met een mini-
male profieldiepte van 4 mm zijn gemonteerd.
Winterbanden op het betreffende tijdstip vervangen
door zomerbanden. Zomerbanden hebben op een
sneeuw- en ijsvrije rijbaan en bij temperaturen boven
7 °C betere rij- en remeigenschappen.
Gebruiksvoorwaarden
Als 4-seizoenen- of winterbanden zijn gemonteerd
met een lagere snelheidscategorie dan de werkelijke
maximumsnelheid van de wagen als volgt te werk
gaan.
›
In het gezichtsveld van de bestuurder een waar-
schuwingssticker aanbrengen met de maximum-
waarde van de snelheidscategorie voor de gemon-
teerde banden (geldt alleen voor bepaalde landen).
Sneeuwkettingen
Gebruiksdoel
Sneeuwkettingen verbeteren het rijgedrag bij win-
terse omstandigheden.
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen en gevaar voor bandenscha-
de!
De kettingen niet gebruiken op sneeuw- en ijsvrije
▶
wegen.
72.
Waarop letten
›
Vóór het monteren van de sneeuwkettingen de
wieldoppen verwijderen.
›
De sneeuwkettingen alleen op de voorwielen mon-
teren.
Technische gegevens
Toegestane velg-/bandcombinaties voor de montage
van sneeuwkettingen.
Velgmaat
5Jx14 ET43
Alleen sneeuwkettingen gebruiken waarvan de scha-
kels en sloten niet groter zijn dan 13 mm.
Wiel verwisselen en wagen met de krik
omhoogbrengen .
Waarop letten
Vóór het verwisselen
›
De wagen veilig parkeren en tegen wegrollen be-
veiligen.
›
De motor afzetten.
›
Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het ver-
wisselen van een wiel moeten de passagiers zich
naast de weg ophouden, bv. achter de vangrail.
›
Alle portieren, de motorkap en achterklep sluiten.
Wagen opkrikken
WAARSCHUWING
De grondplaat van de krik steeds beveiligen tegen
verschuiven!
Op losse ondergrond een stabiele draagplaat met
▶
groot oppervlak onder de krik plaatsen.
Op gladde oppervlakken onder de krik een slipvas-
▶
te onderlegger, bv. een rubberen vloermat, plaat-
sen.
De wagen altijd opkrikken terwijl de portieren zijn
▶
gesloten.
Geen lichaamsdelen onder de opgekrikte wagen
▶
houden.
De motor van de opgekrikte wagen niet starten.
▶
LET OP
Gevaar voor schade aan de wagen!
Let erop dat de krik correct onder het steunpunt
▶
van de dorpel wordt aangebracht.
Na het verwisselen
›
De bandenspanning van het gemonteerde wiel
controleren en zo nodig corrigeren.
›
Bij wagens met bandenspanningscontrole de ban-
denspanningswaarden in het systeem opslaan.
Bandenmaat
165/70 R14