Controlelampje voor bedrijfsweergave (Mode 2)
Laadkabel op het stroomnet aan-
brandt
A
gesloten.
brandt
A B
Hoogvoltaccu wordt geladen.
a)
knippert
C
Laadkabel op het stroomnet en
op de wagen aangesloten. Laad-
brandt
A B C
proces is nog niet gestart of is
reeds afgesloten.
a)
Indien het controlelampje
is de laadstroom begrensd.
Temperatuurbewaking (Mode 2)
De laadkabel is uitgerust met een temperatuurbewa-
king op de regelbox en op de netstekker.
De temperatuurbewaking activeert zich als de laad-
kabel te sterk opwarmt. Dat kan bv. gebeuren na het
meenemen in een oververhitte bagageruimte of bij
sterke zonnestraling.
Als de laadstroom door de regelbox wordt vermin-
derd, knippert het waarschuwingslampje
de laadkabel voldoende is afgekoeld, wordt de laad-
stroom automatisch verhoogd.
Indien het laadproces door de regelbox wordt onder-
broken, knippert het controlelampje
schuwingslampje
. De controlelampjes
D
gaan uit.
›
De laadkabel lostrekken en laten afkoelen.
›
Indien het probleem blijft bestaan, de hulp van een
specialist inroepen.
Storingsmeldingen (Mode 2)
Een storing wordt door de controlelampjes in de re-
gelbox weergegeven.
knippert
A
Storing in het stroomnet bij het
brandt/knip-
D
stopcontact.
pert
knippert
B
Storing in de regelbox.
brandt/knip-
D
pert
knippert
C
Storing in de wagen.
brandt/knip-
D
pert
Bij een storing wordt het laden onderbroken.
›
De hulp van een specialist inroepen.
De regelbox kan ook de volgende situaties als storing
herkennen.
Op de 12 volt accu van de wagen is een laadappa-
▶
raat aangesloten.
De wagen bevindt zich in de directe omgeving van
▶
hoogspanningsleidingen.
De wagen staat niet op de wielen, maar is met bv.
▶
een hefbrug omhoog gebracht.
langzaam knippert
C
. Zodra
D
en het waar-
A
en
B
C
Motorruimte ›
Motorruimte
Motorkap
Motorkap openen
Voor het openen
›
Controleren of de ruitenwisserarmen op de voor-
ruit liggen.
›
Alle personen weghouden bij de motorruimte.
Openen
Sluiten
›
De kap optillen.
›
De motorkapsteun losmaken en in de houder aan-
brengen.
›
De kap omlaag klappen en vanaf een hoogte van
ca. 30 cm laten vallen.
›
Controleren of de kap goed gesloten is.
LET OP
Een niet gesloten kap niet nadrukken.
▶
Motorkap
63
›
Aan de ontgrendelings-
hendel onder het dash-
board trekken .
›
De vergrendeling los-
maken.
›
De kap openen.
›
De motorkapsteun uit
de houder nemen en
het uiteinde van de
steun in de opening in
de kap aanbrengen.