WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen!
Een wagen met elektroaandrijving maakt geen la-
waai tijdens het rijden of bij het vertragen. Het kan
mogelijk niet worden waargenomen door andere
weggebruikers.
Elektrische stopcontacten in de wagen
gebruiken
Een ondeskundige omgang met de stopcontacten
kan leiden tot een levensgevaarlijke elektrische
schok of tot brand.
De stopcontacten kunnen tijdens het gebruik
▶
warm worden. Warm geworden stopcontacten
niet aanraken.
Stopcontacten beschermen tegen vloeistoffen.
▶
Als vocht in het stopcontact komt, dan het stop-
▶
contact laten drogen voordat dit weer wordt ge-
bruikt.
Geen voorwerpen in de contacten van het stop-
▶
contact steken.
Voor de rit
Volwassenen en kinderen, lading en voorwerpen - al-
les heeft een plek in de wagen. Volg de volgende
aanwijzingen op, zodat ook bij een ongeval alle inzit-
tenden optimaal zijn beschermd.
Alvorens weg te rijden
Voor een goed zicht naar buiten zorgen.
▶
De achteruitkijkspiegel afstellen.
▶
Alle portieren, de motorkap en achterklep sluiten.
▶
De juiste zithouding innemen, de stoel juist instel-
▶
len en de veiligheidsgordel correct omgespen. De
passagiers erop wijzen dit eveneens te doen. De
veiligheidsgordel tijdens het rijden altijd omge-
gespt laten.
Een veiligheidsgordel kan slechts voor een persoon
▶
worden gebruikt.
Controleer of de veiligheidsgordels niet zijn inge-
▶
klemd, bv. in het portier of in de stoel.
Veiligheidsgordels, de sloten en de bevestigings-
▶
punten ervan op beschadiging controleren.
Veilig zitten
Met het oog op de veiligheid van de passagier en om
het gevaar voor verwondingen bij een ongeval te
verminderen, moeten de volgende aanwijzingen in
acht worden genomen.
De rugleuningen rechtop zetten. Indien de bijrij-
▶
dersstoelleuning naar voren is geklapt, mag alleen
de zitplaats achter de bestuurdersstoel worden ge-
bruikt om personen te vervoeren.
Veilig en op de juiste wijze › Elektrische stopcontacten in de wagen gebruiken
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin cor-
▶
rect vergrendelen.
De in hoogte verstelbare hoofdsteun zodanig in-
▶
stellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zoveel
mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van
het hoofd.
De voeten in de voetenruimte laten.
▶
De volledige zitting gebruiken.
▶
Niet naar voren leunen of opzij gaan zitten.
▶
De ledematen niet door de ruitopeningen naar bui-
▶
ten steken.
›
De hoek van de leuning zodanig instellen, dat u het
stuurwiel op het bovenste punt met licht gebogen
armen kunt vastpakken.
›
De bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar achteren
schuiven. De bijrijder moet een minimumafstand
van 25 cm t.o.v. het dashboard in acht nemen.
Juist gordelverloop
lichaam aanliggen (mag niet over losse kledingla-
gen lopen).
Het heupgordelgedeelte moet voor het bekken lo-
▶
pen en strak aanliggen.
Bij zwangere vrouwen moet het heupgordeldeelte
▶
zo diep mogelijk tegen het bekken liggen, zodat er
geen druk op de onderbuik wordt uitgeoefend.
De gordel mag niet zijn vastgeklemd, zijn verdraaid
▶
en langs scherpe randen schuren.
De gordel nooit over vaste of breekbare voorwer-
▶
pen in de kleding leiden, bv. sleutels enz.
De slotgesp mag alleen in het gordelslot van de be-
▶
treffende stoel worden gestoken.
De gordelband moet strak aanliggen. Daarom geen
▶
klemmen of vergelijkbare voorwerpen voor het in-
13
›
De bestuurdersstoel in
lengterichting zo in-
stellen dat u de peda-
len met licht gebogen
benen volledig kunt in-
trappen.
›
Het stuurwiel zo instel-
len dat de afstand
A
tussen stuurwiel en
borstkas ten minste
25 cm bedraagt .
Voor de optimale be-
schermende werking van
de veiligheidsgordels is
het gordelverloop van
groot belang.
Het schoudergordelge-
▶
deelte moet over het
midden van de schou-
der lopen, mag nooit
over de hals lopen en
moet strak tegen het