5.3.1 Thermische schakelaars
Drie bimetalen thermische schakelaars zijn inge-
bouwd in de statorwikkelingen. Er zal een contact
geopend worden in geval van te hoge temperatuur,
namelijk 150 °C. De isolatieklasse van de motor is
echter klasse H (180 °C).
De voedingsspanning naar de thermische schake-
laars moet 12-24 V DC zijn.
De thermische schakelaars zijn aangesloten op de
stuurstroomkabel en moeten worden aangesloten op
het veiligheidscircuit van de afzonderlijke pomprege-
laar.
De motorbeveiliging van de pompregelaar
moet een circuit bevatten dat de voedings-
spanning automatisch uitschakelt wan-
neer het stuurstroomcircuit voor de pomp
wordt geopend.
Installeer een automatische stroomonder-
breker voor het geval dat de thermische
schakelaars of de vochtdetectieschake-
laars niet werken.
5.3.2 Vochtdetectieschakelaars en
lekschakelaars
Niet-Ex-uitvoering:
In een niet-Ex-pomp is één vochtdetectieschakelaar
en één lekschakelaar geïnstalleerd. De vochtdetec-
tieschakelaar wordt in het bovendeksel en de lek-
schakelaar wordt in de kamer boven de asafdichting
geplaatst. Zie bijlage, fig. 10, paragraaf C-C en E-E.
Ex-uitvoering:
In een Ex-pomp is één vochtdetectieschakelaar en
één lekschakelaar geïnstalleerd. De vochtdetectie-
schakelaar wordt in het bovendeksel en de lekscha-
kelaar wordt in het statorhuis geplaatst. Zie bijlage,
fig. 10, paragraaf C-C en D-D.
Alle schakelaars in zowel niet-Ex als Ex-uitvoeringen
zijn vast bedraad vanaf de pomp tot aan IO 113. Als
er vocht of een lekkage wordt geconstateerd, wordt
een stroomkring onderbroken. Dit genereert zowel
een hardware- als softwarematig alarm in de IO 113,
en het alarmrelais wordt geopend.
Vochtdetectie- en lekschakelaars zijn onderdelen
van de motorbeveiliging die de motor beschermen
tegen schade als gevolg van vocht of binnendrin-
gend water. Als schakelaars onomkeerbaar zijn en
moeten worden vervangen nadat ze zijn geactiveerd.
De vochtdetectie- en lekschakelaars zijn op een
afzonderlijke kring aangesloten met de stuurstroom-
kabel. Zie bijlage. Ze moeten ook gekoppeld zijn aan
het veiligheidscircuit van de afzonderlijke pomprege-
laar.
5.3.3 Thermistors
Thermistors zijn verkrijgbaar als toebehoren of als
optie af fabriek.
De thermistors kunnen in plaats van thermische
schakelaars in de motorbeveiliging worden gebruikt
voor het bewaken van de statortemperatuur en moe-
ten worden aangesloten op het thermistorrelais in de
besturingskast.
De bedrijfsspanning van PTC-thermistors bedraagt
2,5 - 7,5 V.
Controles na elektrische aansluiting
1. Controleer met een multimeter of de circuitweer-
stand minder dan 150 Ω per thermistor is.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tus-
sen circuit en statorhuis van de schaal af loopt.
3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van
de netvoedingsleiding.
Pt1000 temperatuursensor
De Pt1000 temperatuursensor is verkrijgbaar als toe-
behoren of als optie af fabriek.
De Pt1000 sensor wordt voornamelijk gebruikt voor
de bewaking van de lagertemperatuur, maar kan ook
in de stator worden gebruikt.
In geval van oververhitting als gevolg van slijtage,
tekort aan smeermiddel etc. zal de Pt1000 sensor
een alarm geven en de voedingsspanning uitschake-
len bij een vooraf ingestelde temperatuur.
Het bewakingssysteem van de lagertem-
peratuur is alleen als optie verkrijgbaar.
De weerstandswaarden voor de sensor zijn als volgt:
•
1000 Ω bij 0 °C
•
1385 Ω bij 100 °C
•
circa 1078 Ω bij kamertemperatuur.
De volgende temperatuurlimieten gelden:
•
90 °C: waarschuwing voor lagertemperatuur
•
130 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge
lagertemperatuur
•
150 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge
statortemperatuur.
In Ex-goedgekeurde pompen bedraagt de
maximaal toegestane alarmtemperatuur in
de lagersensoren 100 °C voor de onderste
lager (asuiteinde) en 120 °C voor de
bovenste lager.
19