Controles na elektrische aansluiting
1. Controleer met een multimeter of de weerstand
bij kamertemperatuur (20 °C) ongeveer 1078 Ω
is.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tus-
sen circuit en statorhuis van de schaal af loopt.
3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van
de netvoedingsleiding.
Tijdens de pompcontrole moet de Pt1000-sensor op
een recorder worden aangesloten.
5.3.4 Trillingsensor voor de pomp (PVS 3)
De PVS 3-sensor bewaakt het trillingsniveau van de
pomp, om de pomp en het leidingsysteem tegen
beschadiging te beschermen.
Een verandering in het trillingsniveau is een aanwij-
zing voor een abnormale situatie. De oorzaak hier-
voor kan een verstopte waaier, versleten lagers, een
gesloten persklep, etc. zijn, wat aangeeft dat een
service-inspectie moet worden uitgevoerd voordat de
pomp of het leidingsysteem worden beschadigd.
SE-/SL-pompen, 9-30 kW, zijn uitgerust
met waaiers van het S-tube
®
S-tube
-waaiers kunnen gebruikt worden
voor natte opstelling, waardoor trillingen
afnemen tijdens bedrijf. Als deze pompen
gestart worden met het pomphuis vol met
lucht, zal het trillingsniveau hoger zijn dan
bij normaal bedrijf.
SM 113
De SM 113 wordt gebruikt voor het verzamelen en
overbrengen van de sensorgegevens. SM 113 werkt
samen met IO 113 via communicatie door elektrische
leidingen met het Grundfos GENIbus-protocol.
SM 113 verzamelt gegevens van de volgende appa-
raten:
•
3 stroomsensoren, 4-20 mA
•
3 Pt1000-temperatuursensoren
•
1 PTC-temperatuursensor
•
1 digitale ingang.
20
IO 113
De IO 113 vormt de interface tussen een Grundfos
riool- en afvalwaterpomp met analoge en digitale
sensoren en de pompregelaar. De belangrijkste sen-
sorgegevens worden weergegeven op het frontpa-
neel.
Er kan één pomp worden aangesloten op IO 113.
Samen met de sensoren vormt IO 113 een galvani-
sche scheiding tussen de motorspanning in de pomp
en de aangesloten regelaar.
IO 113 beschikt over de volgende functies:
•
het beschermen van de pomp tegen een te hoge
temperatuur
•
het bewaken van de sensoren voor een analoge
meting van:
– de motortemperatuur
– pomptrillingen
– de statorisolatieweerstand
– de lagertemperatuur
– vocht in motor
•
de pomp uitschakelen in geval van alarm
®
-ontwerp.
•
bewaking van de pomp op afstand via
RS485-communicatie (Modbus of GENIbus).
Meting van de isolatieweerstand
De IO 113 meet de isolatieweerstand tussen een sta-
torwikkeling en de aarde:
•
weerstand hoger dan 10 MΩ = OK
•
weerstand tussen 10 MΩ en 1 MΩ = waarschu-
wing
•
weerstand lager dan 1 MΩ = alarm.