de passagiersstoel voorin naar
●
achteren af te stellen, zodat er
geen contact is tussen het kind dat
op de passagiersstoel voorin zit en
het interieur van het voertuig.
stel de rugleuning van de
●
voorpassagier zo af dat deze veilig
contact maakt met het kinderzitje.
Wanneer u een naar achteren gericht
●
kinderzitje gebruikt, zet u de PAB-
schakelaar op UIT om de airbag aan
de voorkant van de passagiersstoel
uit te schakelen. Zie voor meer
informatie 'Passagiersairbag'.
WAARSCHUWING
De schakelaar voor de
●
passagiersairbag moet op AAN
worden gezet, onmiddellijk
nadat het naar achteren
gerichte kinderzitje van de
passagiersstoel voorin is
verwijderd, om de airbag voor
de passagiersstoel voorin in te
schakelen.
Gebruik nooit een naar achteren
●
gericht kinderzitje op de
voorpassagiersstoel terwijl de
passagiersairbag voorin is
geactiveerd.
Het niet opvolgen van het
●
gegeven advies of de instructies
van de fabrikant van het
kinderbeveiligingssysteem kan
levens in gevaar brengen of
28
WAARSCHUWING
leiden tot ernstig persoonlijk
letsel.
Passagiers aan de voorzijde
●
(kinderen of volwassenen)
mogen nooit op de
passagiersstoel aan de voorzijde
zitten wanneer de airbag voor
passagiers is uitgeschakeld.
Wanneer een naar voren gericht
●
kinderbeveiligingssysteem
wordt gebruikt op de
passagiersstoel voorin, zorg er
dan voor dat de stoel volledig
naar achteren is geplaatst, weg
van de ingeschakelde airbag.
De passagiersstoel voorin is uitgerust
●
met ISOFIX/i-Size-verankeringen. De
verankeringslocaties worden
geïdentificeerd door een markering
(zie de afbeelding) op de rugleuning,
direct boven de bijbehorende
verankeringen.
De voorpassagiersstoel is voorzien
●
van een Top Tether-bevestigingsband
aan de achterkant.