Starten en rijden
Starten van het voertuig
Voorbereidingen voor het rijden
Controleer de omgeving van het
●
voertuig voordat u op het voertuig
stapt.
Pas de zitpositie, de hoek van de
●
rugleuning, de hoogte van het
zitkussen, de hoogte van de
hoofdsteun en de hoek en hoogte van
het stuur aan.
Pas de achteruitkijkspiegels aan.
●
Controleer of alle deuren gesloten zijn.
●
Bevestig de veiligheidsgordel.
●
Veiligheidsinspectie voor het rijden
Algemene buiteninspecties van het
voertuig
Band: Controleer de bandenspanning
●
en inspecteer de banden zorgvuldig op
insnijdingen, beschadigingen, vreemd
materiaal, onregelmatigheden en
overmatige slijtage.
Wielmoeren: Zorg ervoor dat alle
●
moeren zijn aangebracht en
vastgedraaid.
Verlichting: Controleer of de
●
koplampen, parkeerlichten,
positielichten, richtingaanwijzers en
andere lichten allemaal werken.
Controleer de intensiteit van de
koplamp.
Algemene binneninspecties van het
voertuig
Veiligheidsgordel: controleer of de
●
gesp vastgemaakt kan worden.
128
Controleer of de veiligheidsgordel niet
versleten of bekrast is.
Instrumentenpaneel: bevestig dat de
●
onderhoudsindicator, de verlichting
van het instrumentenpaneel en de
ontdooier normaal werken.
Rempedaal: controleer of het
●
rempedaal voldoende
bewegingsruimte heeft.
Inspecties in de motorkap
Reservezekeringen: Controleer of
●
reservezekeringen van alle nominale
ladingen in de zekeringenkast
beschikbaar zijn.
Koelvloeistofpeil: controleer of het
●
koelvloeistofpeil correct is.
Remvloeistofpeil: controleer of het
●
remvloeistofpeil correct is.
Laagspanningsaccu en kabels:
●
Controleer de connectoren op corrosie
of loszitten en scheuren in de
accubehuizing.
Starten van de auto
In normale gevallen start u het
voertuig als volgt:
Schakel de parkeerrem stevig in.
●
Schakel alle onnodige lampen en
●
accessoires uit.
Zet de schakelhendel in de stand 'P' of
●
'N'.
Plaats de smartkey of NFC-sleutel
●
(smartphone) in de telefoonsleuf aan
de voorzijde in het voertuig.
Druk op de knop START/STOP terwijl u
●
het rempedaal indrukt.
Het voertuig is rijklaar als de OK-
●
indicator op het instrumentenpaneel
gaat branden.