5.3.2.3
5-10
Veiligheidsafstanden tot taluds, greppels en grondwerken
! GEVAAR
Kantelgevaar! Randen van taluds, greppels en
grondwerken kunnen onder invloed van de steun-
krachten plots wegglijden. Randen kunnen ook
ondermijnd zijn. De stabiliteit van de Steiger is in
gevaar. De Steiger kan kantelen!
De Steiger nooit opstellen aan onbekende ta-
luds, greppels en grondwerken!
Altijd voldoende afstand houden van de randen
van taluds, greppels en grondwerken.
Steunplaten en desgevallend ander geschikt
steunmateriaal voor grote oppervlakten onder
de stempelvoeten leggen!
Wordt de Ruthmann-Steiger TB 300 opgesteld op bouwplaatsen aan ta-
luds, greppels en grondwerken, dan moet ten opzichte van de rand een
voldoende veiligheidsafstand in acht worden genomen. Maatregelen om
de Steiger stabiel op te stellen vindt u bv. in
DGUV voorschrift 39 "Bouwwerken",
DIN 4124 "Bouwputten en greppels" en de
Technische Richtlijn van de IPAF "Bodemgesteldheid"
. In andere landen moeten eensluidende nationale voorschriften in acht
worden genomen!
Randen van taluds, greppels en bouwputten met taluds mogen pas bere-
den worden wanneer de stabiliteit van de wanden (aarde of rots) verzekerd
is. Dit geldt ook voor bekiste greppels, bouwputten en grondwerken, zolang
de bekisting nog niet volledig is aangebracht. De stabiele opstelling van de
Steiger is afhankelijk van
de helling van het terrein,
de bodemeigenschappen,
de helling van de talud resp. de bouwput met taluds,
de hoogte van de talud resp. de bouwput met taluds, alsook van
het totale gewicht van de Steiger.
Conform de norm DIN 4124 kan op vlakke horizontale terreinen de Stei-
ger in de buurt van een talud, een greppel of een bouwput met taluds wor-
den opgesteld met een dienovereenkomstige veiligheidsafstand "D", wan-
neer de aangrenzende helling minder steil is dan:
≤ 45° bij niet of licht samenhangende grond,
≤ 60° bij minstens stevig samenhangende grond,
≤ 80° bij rotsgrond.
®
STEIGER
TB 300
Inbedrijfstelling
BA.NLD.20-32118-03-24-FTA-jr