Beschrijving
3.3.13
3.3.14
BA.NLD.20-32118-03-24-FTA-jr
Eindpositiedemping
De snelheden van de volgende bewegingen worden vóór het bereiken van
de eindpositie automatisch verminderd:
Kraanarm (hefarm) laten stijgen resp. dalen,
Kraanarm (toren) naar links resp. rechts zwenken,
Telescoop uit- resp. inschuiven.
Als eindposities worden de eindstanden van de respectieve hydraulische
cilinders opgegeven. De zwenkbeweging van de kraanarm wordt niet in de
eindpositie door een aanslag mechanisch begrensd. Ze verloopt computer-
gestuurd met behulp van het sensorsysteem.
Voordat de respectieve eindpositie wordt bereikt, wordt de snelheid van de
beweging ook bij volledig verplaatste joystick automatisch verminderd.
Stutten van de bestuurderscabine, de achterste afstempeling en
de draagarmsteun bij het zwenken resp. laten zakken van de
kraanarm
Wanneer de kraanarm in een kleinere hoek dan opgegeven is geheven,
dan worden de zwenkbewegingen automatisch onderbroken kort vóór ze
de bestuurderscabine, de achterste afstempeling of de draagarmsteun be-
reiken. Verder zwenken in de richting van de bestuurderscabine, de achter-
ste afstempeling resp. de draagarmsteun is pas opnieuw mogelijk nadat de
kraanarm verder dan de bovenvermelde hoek is geheven. En ook dalende
bewegingen van de kraanarm kunnen slechts tot deze hoek worden uitge-
voerd wanneer de kraanarm zich boven of in de buurt van de bestuurders-
cabine resp. de afstempeling bevindt.
®
STEIGER
TB 300
3-19