5.3.2
5-6
Opstelplaats
Alvorens te starten met het werk moet het bedieningspersoneel zich op de
plaats van gebruik vertrouwd maken met de werkomgeving. De voorziene
opstelplaats moet zorgvuldig worden gecontroleerd. De verantwoordelijk-
heid voor de veilige opstelling van de Ruthmann-Steiger TB 300 ligt bij het
bedieningspersoneel.
De opstelplaats moet vooraf geïnspecteerd worden. Ook hindernissen
op de werkplaats en in het verkeersgebied behoren tot de werkomge-
ving. Het werkgebied ook controleren op risico's die zich in de hoogte
bevinden en voortvloeien uit bv.
elektrische hoogspanningskabels en bovengrondse leidingen,
voorafgaande delen van gebouwen,
installatie- of brugconstructies,
andere hoogwerkers, kranen of andere machines die zich binnen het
werkgebied bevinden, alsook
andere mogelijke hindernissen in de hoogte.
Desgevallend moet de bouwplaats worden afgebakend van de openbare
weg (
hoofdstuk 5.3.2.1).
Voldoende veiligheidsafstand aanhouden ten opzichte van onder span-
ning staande onderdelen van elektrische installaties (
5.3.2.2).
Voldoende veiligheidsafstand aanhouden bij taluds, greppels en grond-
werk (
hoofdstuk 5.3.2.3).
Draagvermogen van de vloer (ondersteunende ondergrond). De belast-
baarheid van de bodem resp. het draagvermogen van onderconstructies
onder de stempelvoeten moet voldoende afgemeten zijn (
5.3.2.4).
Aangepast steunmateriaal (bv. Ruthmann-steunplaten) ter vermindering
van de oppervlaktedruk op de ondergrond aanwezig (
5.3.2.4).
Voldoende vrije ruimte voor de bewegingen, m.a.w. het uitschuiven van
de afstempeling in acht nemen (
Voldoende vrije ruimte voor de bewegingen, m.a.w. de kraanarmbewe-
gingen van het kraanarmsysteem in acht nemen (
Voor voldoende verluchting van de opstelplaats zorgen.
De windsnelheid moet worden bepaald. Bij windsnelheden van v
12,5 m/s is het bedrijf niet toegelaten (
®
STEIGER
TB 300
Inbedrijfstelling
hoofdstuk 2.1.2.2).
hoofdstuk 2.3).
hoofdstuk 2.4).
BA.NLD.20-32118-03-24-FTA-jr
hoofdstuk
hoofdstuk
hoofdstuk
>
Wind