► Schakel de koplampen handmatig tussen
dimlicht en grootlicht om de functie te
onderbreken.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Dimlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
grootlicht.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Grootlicht"
branden, schakelt het systeem over op het
dimlicht.
► U kunt de functie weer inschakelen door weer
handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
In de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet
goed werken:
– Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw
of zware regen).
– Als de voorruit voor de camera vuil of
beslagen is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld
door een sticker).
– Als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
– Weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
– Voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg).
– Voertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de
voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor kan
worden afgedekt.
DS MATRIX LED VISION
Raadpleeg de algemene adviezen voor
automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Alleen beschikbaar bij uitvoeringen met Full LED-
koplampen met de functie Matrix Beam.
Dit systeem past automatisch het grootlicht aan
op basis van de rijomstandigheden, zodat een
optimale verlichting voor de bestuurder blijft
behouden zonder dat andere weggebruikers
worden verblind.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het
Verlichting en zicht
verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem is actief vanaf een snelheid
van 40 km/h en wordt gedeactiveerd als
de snelheid daalt tot onder de 20 km/h.
Werking
Met behulp van een camera detecteert het
systeem de rijomstandigheden (omgevingslicht,
verlichting van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers, bochten) en past de bundel van de
koplampen overeenkomstig aan.
De modules die de grootlichtbundel vormen
gaan geleidelijk aan en uit, segment voor
segment, afhankelijk van de gedetecteerde
rijomstandigheden:
Voorligger
Wanneer u een voertuig van achteren nadert,
gaan de lampsegmenten uit die op de voorligger
zijn gericht, zo ontstaat een "tunnel" en wordt
voorkomen dat de bestuurder van het voertuig
wordt verblind.
04
63