06
140
Rijden
– De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt.
– Een van de portieren of de achterklep wordt
geopend.
– De richtingaanwijzers aan de
tegenovergestelde zijde van die van de manoeuvre
worden ingeschakeld.
– In bepaalde gevallen, wanneer een wiel van de
auto een stoeprand of een laag voorwerp raakt.
– De antispinregeling grijpt in op een glad
wegdek.
– Er verschijnt plotseling een obstakel in de baan
van de manoeuvre dat niet is gedetecteerd door
het systeem voordat de manoeuvre is begonnen
en het obstakel blijft langer dan 30 seconden
aanwezig.
– Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij
fileparkeren en na 7 manoeuvres bij haaks
inparkeren.
– Bij een storing in het systeem tijdens het
manoeuvreren.
Door het annuleren van de manoeuvre worden
de remmen onmiddellijk geactiveerd en wordt de
functie automatisch uitgeschakeld.
Dit symbool wordt weergegeven in
combinatie met de melding "Manoeuvre
afgebroken".
Een melding verzoekt de bestuurder om de
controle over de auto over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden
uitgeschakeld; dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en de functie keert
terug naar de oorspronkelijke weergave.
Het systeem schakelt na 4 seconden automatisch
stand P van de transmissie in.
Einde van manoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Dit symbool wordt weergegeven in
combinatie met de melding "Manoeuvre
voltooid".
Als de functie wordt uitgeschakeld, gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel uit
en gaat het systeem terug naar de oorspronkelijke
weergave.
– Bij het inparkeren is het mogelijk dat de
bestuurder de manoeuvre moet voltooien. De
transmissie schakelt 4 seconden na het voltooien
van de manoeuvre naar stand P.
– Wanneer u een parkeerplek verlaat, schakelt
de transmissie naar stand N als de manoeuvre is
voltooid. Met een melding en symbolen wordt de
bestuurder aangespoord de controle over de auto
over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand
P als de bestuurder binnen 30 seconden geen
actie onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte
parkeerplaats voorstellen (parkeerverbod,
wegwerkzaamheden met beschadigd wegdek,
parkeerplaats naast een greppel, enz.).
– Het system kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid
aan omdat door een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de
auto de voor de parkeermanoeuvre vereiste koers
niet kan volgen.
– Het systeem kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet,
omdat de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
– Het systeem is niet ontworpen voor het
uitvoeren van parkeermanoeuvres op een steile
helling of in een scherpe bocht.
– Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun (bomen,
palen, draadhekken enz.) zijn.
– De werking van het systeem kan negatief
worden beïnvloed door een onjuiste
bandenspanning.
– Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende
omgevingsomstandigheden:
– Langs een zachte berm (greppel), kade of
een rand van een afgrond.
– Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
– Als de bandenspanning van een band te
laag is.
– Als een van de bumpers is beschadigd.
– Als een van de camera's defect is.