1.
Sluit de motor aan zoals op de volgende pagina is weergegeven. Stel zeker dat de aansluitingen op de
Unidrive-SP, zekeringen, draaddiameters en waarde van de optionele remweerstand overeenkomen met
specificaties van de toegepaste Unidrive-SP bouwgrootte zoals voorin dit handboek weergegeven.
2.
Controleer de deugdelijkheid van de aardeaansluitingen.
3.
Stel zeker dat de motor voor de juiste spanning geschakeld is (ster of driehoek).
4.
Maak de basiscontrole-aansluitingen zoals op de volgende pagina is weergegeven.
5.
Schakel de voedingsspanning in, in het display zal inh (inhibit) verschijnen. Zodra door middel van de
schakelaar klem 31 geactiveerd wordt, zal Rdy (Ready) in display verschijnen. Als klem 31 wordt
afgeschakeld zal de Unidrive-SP onmiddellijk stroomloos en de motor koppelloos zijn.
6.
Maak uzelf bekend met het uitlezen en programmeren van parameters via het toetsenbord.
Raadpleeg hoofdstuk <Kennismaken met het toetsenbord> op pagina 68.
7.
Programmeer de motormap in #42 t/m #47, raadpleeg hiervoor de illustratie op de volgende pagina.
8.
Neem #23 in display en bedien de jog ingang op klem 29. De motor zal zich nu in voorwaartse richting in
beweging zetten, overeenkomstig de frequentie in #23. Bepaal de draairichting van de motor en indien
deze in achterwaartse richting draait, schakel dan de voeding van de Unidrive-SP uit en draai twee
motorfasen om. (Menu 0 wordt automatisch opgeslagen in het geheugen dus de programmering van de
motormap gaat niet verloren).
9.
Voer een autotune uit, hierbij kan gekozen worden uit een statische autotune waarbij de motor niet zal
gaan draaien en een roterende autotune waarbij de motor enige seconden in de opgedragen richting zal
gaan draaien.
Statische autotune:
Programmeer #40 op 1, plaats de Unidrive-SP in Rdy d.m.v. klem 31 en geef een jog of run commando.
De Unidrive-SP zal nu een autotune uitvoeren waarna inh in display zal verschijnen, neem vervolgens het
jog of run commando weer weg.
Roterende autotune:
Programmeer #40 op 2, plaats de Unidrive-SP in Rdy d.m.v. klem 31 en geef een jog of run commando.
De Unidrive-SP zal nu gedurende enkele seconden op 66% van de nominale snelheid gaan draaien. Na het
uitvoeren van de autotune zal inh in beeld verschijnen en zal de motor vrij uitlopen, neem vervolgens het
jog of runcommando weer weg. Door middel van de vrijgave ingang op klem 31 kan indien nodig de
autotune onderbroken worden.
10.
Neem toegang tot de achterliggende menu's indien een door u gewenste functie niet is opgenomen in
menu 0. Toegang tot de achterliggende menu's wordt verkregen door parameter 49 te laden met L2.
11.
Indien in verband met regeneratieve energie een remweerstand is aangesloten:
- Vergelijk de weerstandswaarde met de gegeven waarde in de specificatietabel voorin dit handboek.
- Stel zeker dat de overtemperatuurschakelaar in de remweerstand tot uitschakeling van de voeding leidt.
- Programmeer parameter 0.15 op FASt.
- Programmeer parameter 10.30 op 0.
12.
Doorloop het hoofdstuk <menu 0> en programmeer de in uw toepassing noodzakelijke functionaliteit.
Achter de menu 0 parameter staat de oorsprong parameter, raadpleeg eventueel de parameterbeschrijving
van deze parameter.
13.
Sla alle gewijzigde parameters op in het geheugen van de Unidrive SP door het getal 1000 in parameter 0.00
in te geven, gevolgd door een reset met de rode toets.
14.
Maak een parameterlisting van alle gewijzigde parameters en sla dit op in uw machinedossier. Dit is
eenvoudig te doen door parameter 0.00 te laden met het getal 12000. Na het ingeven van dit getal zijn
alleen de gewijzigde parameters via het toetsenbord bereikbaar. Programmeer na het maken van deze
listing parameter 0.00 weer op 0.
SP Handleiding Open Loop, versie 9.3
Unidrive SP
Opstarten en inregelen
Pagina 70 van 204