Informatie over het hoofdmenu algemene gegevens
16.2
Submenu gebouwsoort, isolatienorm
De parameters Gebouwsoort en Isolatienorm beschrijven de invloed
die de opslagcapaciteit van verschillende materialen en de isolatiedikte
op de berekening van de gedempte buitentemperatuur en dus op de
stooklijn en de schakeltijdstippen heeft.
16.2.1 Gebouwsoort
De gegevens over parameter Gebouwsoort hebben betrekking op het
warmteopslagvermogen van het materiaal van de muren. Dat betekent,
dat muren met een hoog warmteopslagvermogen (Zwaar) traag op ex-
terne temperatuurveranderingen reageren. Muren met een hoge warm-
te-isolatie hebben bijvoorbeeld meer tijd nodig om zich tot de
buitentemperatuur op te warmen. Daardoor houden ze het gebouw door
de opgeslagen warmte bij koudere buitentemperaturen langer warm.
Bij een laag warmteopslagvermogen (Licht) reageert de te verwarmen
ruimte snel op externe temperatuurveranderingen. Zo heeft een gebouw
van houten wanden slechts een zeer kleine opslagmassa, zodat alleen de
thermische isolatie invloed heeft op de gebouwgebonden verwarmings-
behoefte.
16.2.2 Isolatienorm
De gegevens over parameter Isolatienorm hebben betrekking op het
isolatievermogen (warmteoverdracht) van het materiaal van de muren.
Dat betekent, dat muren met een grote warmte-isolatie (Goed) traag op
externe temperatuurveranderingen reageren. Bij muren met een dikke
warmte-isolatie duurt het bijvoorbeeld langer voor het opslagvermogen
van de muur merkbaar wordt. Daardoor blijven bakstenen muren met
een grote warmte-isolatie langer koel. Daardoor houden ze het gebouw
door de opgeslagen warmte bij koudere buitentemperaturen langer
warm.
Vloer
Bij gebouwen met vloerverwarming moet de Isolatienorm op Goed wor-
den ingesteld. De inertie van de vloerverwarming (opwarmtijd van de
vloeropbouw) is even traag als een grote warmte-isolatie van een ge-
bouw.
Instelvoorbeelden
De volgende voorbeelden tonen instelvoorbeelden voor de eerste instel-
ling van de cv-installatie.
• Gebouw 1: baksteenmuren met 20 cm warmte-isolatie
– Gebouwsoort: Zwaar
– Isolatienorm: Goed
• Gebouw 2: prefab met houtskeletwanden met 20 cm warmte-isolatie
– Gebouwsoort: Licht
– Isolatienorm: Goed
• Gebouw 3: gebouw uit holle bakstenen zonder warmte-isolatie met
vloerverwarming
– Gebouwsoort: Gemiddeld
– Isolatienorm: Goed
Voorbeeld
Ingestelde parameters:
Verwarmingsgrens (zomer vanaf/buiten-
temperatuurdrempel)
Gebouwsoort
Isolatienorm
Invloed demping buitentemperatuur
Uitschakeling van het cv-circuit (Verwarmingsgrens (zomer vanaf/
buitentemperatuurdrempel)) gebeurt na gedempte buitentempera-
tuur:
Gemeten buitentemperatuur
Gedempte buitentemperatuur (berekend) 17 °C om 13:00 uur
44
17 °C
Gemiddeld
Gering
50 %
17 °C om 10:00 uur
Vertraging van de uitschakeling (Verwar-
mingsgrens (zomer vanaf/buitentempera-
tuurdrempel))
Activering van het cv-bedrijf gebeurt na gedempte buitentempera-
tuur:
Onderschrijding van de ingestelde verwar-
mingsgrenstemperatuur
Gedempte buitentemperatuur (berekend) 17 °C om 02:00 uur de
Vertraging van de activering van het cv-be-
drijf
Tabel 25 Voorbeeld van de eerste instelling van de verwarmingsinstalla-
tie
Voor een snellere omschakelreactie, kunnen de parameters Verwar-
mingsgrens (zomer vanaf/buitentemperatuurdrempel), Ge-
bouwsoort en Isolatienorm worden aangepast.
16.3
Storingsmelduitgang (AS1) Gebruik als
Via de storingsmelding in de vorm van een schakelcontact AS1 (potenti-
aalvrij, naar keuze als maakcontact of verbreekcontact) kan een sto-
ringsmelding aan een centrale besturing worden doorgegeven of naar
een meld- of alarminrichting (bijvoorbeeld waarschuwingslamp, akoes-
tisch signaal) worden doorgeschakeld.
Aanwijzing: wanneer in een installatie meerdere regelaars in een com-
binatie worden gebruikt, wordt op de uitgang AS1 van de masterregelaar
ook een storingsmelding gegeven, wanneer deze op een slave-regelaar is
opgetreden. Op de uitgang AS1 van een slave-regelaar daarentegen
wordt een storingsmelding alleen dan uitgestuurd, wanneer deze door
de regelaar wordt gegenereerd.
16.4
Externe warmtevraag
Met deze functie kan een externe warmtevraag aan de aansluitklemmen
WA1/2/3 aangesloten worden.
Een externe warmtevraag kan plaatsvinden via een bovenliggend regel-
systeem (bijv. gebouwbeheersysteem GBS). De regelaar kan een warm-
tevraag als digitaal signaal (aan of uit) of als 0...10 V-signaal verwerken.
Er staan meerdere functies ter beschikking:
• Uit/Aan van de warmtevraag via de aansluitklemmen WA1/3
– Contacten WA1 en WA3 open = warmtevraag uit
– Contacten WA1 en WA3 gesloten = warmtevraag aan
Het cv-toestel schakelt bij warmtevraag naar de maximaal bereik-
bare temperatuur (Maximum temperatuur).
• Temperatuurregeling of vermogensregeling via 0 ... 10-V-signaal via
WA1/2
– Temperatuurregeling ( hoofdstuk 16.4.1, pagina 45)
– Vermogensregeling ( hoofdstuk 16.4.2, pagina 45).
Bij temperatuurregeling (Ingestelde temperatuur) of vermogensrege-
ling (Vermogen) via een 0...10 V-signaal via het contact WA1/2 kan ook
contact WA1/3 worden geschakeld, om de warmtebron separaat aan te
vragen.
Door het contact WA1/3 wordt de vrijgave van de warmtebron gegeven.
Door het contact WA1/2 volgt de modulatie van de warmtebron via een
0...10 V-signaal.
Wanneer een toestelcircuitpomp aanwezig is en het contact WA1/3 con-
stant gesloten is (brug), draait de toestelcircuitpomp constant (aansluit-
klem PK).
▶ Respecteer het aansluitschema.
3 uur
17 °C om 21:00 uur
volgende dag
5 uur
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)