Settings
7.3.2
Handbediening via
De bedrijfsmodus Handbediening via
zonderlijk worden ingesteld en aangepast.
▶ Neem de bedieningsinstructie van de regelaar in acht.
▶ Roep het systeemoverzicht op.
▶ Warmtebron aantikken.
▶
aantikken.
De LED-statusindicatie wordt geel ( afb. 19, [10], pagina 19). Het
opgeletteken verschijnt als geel symbool in de kopregel van het
systeemoverzicht en in de kopregel van de warmtebron. De weerga-
ve
wisselt van Auto naar Handmatig en wordt geel.
▶ De voor de handbediening benodigde parameters instellen.
▶ Bijbehorende pomp en mengkleppen inschakelen en instellen.
Automatisch uitschakelen vindt niet plaats. Het cv-toestel werkt in het
kader van de ingestelde parameters.
8
Settings
Bij deze regelaar worden enkele temperaturen door de SAFe van de
warmtebron standaard gekozen.
De temperatuurwaarden worden via het touchscreen ingesteld of gewij-
zigd.
Een optimaal ingestelde regeling garandeert lange branderlooptijden.
Snelle temperatuurveranderingen in de warmteproducent worden ver-
meden.
Langzame temperatuurovergangen verlengen de levensduur van de cv-
installatie.
▶ Regelaar op de installatie-omstandigheden instellen (
hoofdstuk 9, pagina 23).
8.1
Stel het regelaaradres in
Wanneer er meerdere regelaars in een systeem samenwerken, moet
elke regelaar die deel uitmaakt van het systeem een ander adres krijgen.
Bij dubbele bezetting van een adres wordt een storing op het display van
de bedieningsunit getoond.
Volgorde van de regelaaradressering:
▶ Eerst alle regelaars, die een warmtebron aansturen.
▶ Daarna alle regelaars, die alleen verbruikers aansturen.
Regelaars, die een warmtebron aansturen, mogen een hoger rege-
laaradres hebben dan regelaars, die alleen verbruikers aansturen.
Wanneer de volgorde van de adrestoekenning niet wordt aangehou-
den, heeft dit tot gevolg, dat regelaars met een hoger regelaaradres
niet meer zichtbaar zijn.
De adresinstelling ( afb. 22, [5]) bevindt zich op de regelaar aan de
achterkant van de bedieningsunit.
▶ Afnemen bedieningsunit.
▶ Stel het regelaaradres in (bijvoorbeeld met een schroevendraaier).
22
instellen
moet voor elke functie af-
12
LAN1
11
LAN2
10
-
+
9
8
Afb. 22 Achterzijde bedieningsunit
[1]
Opening voor SD-kaart
[2]
CAN-BUS-aansluiting (zonder functie, voor latere functies voor-
zien)
[3]
Modbus-RTU-aansluiting, bijvoorbeeld voor WKK
[4]
EMS-aansluiting (aansluiting EMS-warmtebron met eigen
basisregeling
[5]
Adresinstelling regelaar
[6]
Draadbrug (J2) voor de activering van de afsluitweerstand Mod-
bus-RTU
[7]
Draadbrug (J1) voor de activering van de afsluitweerstand CAN-bus
[8]
Typeplaat
[9]
Batterij CR2032
[10] Netwerkaansluiting 2 (CBC-BUS)
[11] Netwerkaansluiting 1 (Internet, ModBus TCP/IP, CBC-BUS)
[12] USB-aansluiting
Adres
Beschrijving
0
Autonome regelaar (fabrieksinstelling):
• Als cv-toestel (brandersturing) of als onderstation (alleen
voor verbruiker)
Master (master-regelaar):
• De buitentemperatuursensor moet altijd op de master
aangesloten worden.
• De master detecteert de dubbele toekenning van een
adres. Op het display van de bedieningsunit wordt een
storing getoond.
• Alle regelaars binnen het systeem geven hun gewenste
waarden aan de master. De master berekent dan de alge-
mene gewenste waarde.
• In ieder systeem is er maar 1 master toegestaan!
▶ Hoofdstuk 17, pagina 45 en hoofdstuk 22, pagina 57
aanhouden.
1...15
Slave (van de master afhankelijke regelaars):
• Het adres 0 is niet toegestaan voor een slave-regelaar.
• Ieder adres wordt slechts één keer gebruikt.
▶ Hoofdstuk 17, pagina 45 en hoofdstuk 22, pagina 57
aanhouden.
Tabel 5 Regelaaradressen
J1
J2
7
6
5
0010029623-001
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)
1
2
3
4