Inhoudsopgave
Advertenties
20.2
Submenu thermische desinfectie
De regelaar is voorzien van de functie waarbij een drinkwaterverwarmer
op een warmwatertemperatuur > 65 °C wordt verwarmd. Deze tijdelijk
verhoogde warmwatertemperatuur wordt thermische desinfectie ge-
noemd. Om de thermische desinfectie te ondersteunen worden pompen
(cilinderlaad- en/of circulatiepompen) ingeschakeld.
Thermische desinfectie
Voor de thermische desinfectie en de bijbehorende drinkwaterinstalla-
tie moeten de geldige nationale voorschriften in acht genomen worden.
Overige nationale voorschriften, zoals temperaturen en uitlooptijden
aan de verbruikslocatie, moeten lokaal worden aangehouden.
Wanneer de functie is geactiveerd Thermische desinfectie > Aan, kun-
nen de temperatuur van het warme water, de dag van de week en de
starttijd van de thermische desinfectie worden ingesteld.
Tijdens het desinfectieproces zijn de cilinderlaad- en/of circulatiepom-
pen in bedrijf.
In andere menu's betreffende de thermische desinfectie kunnen de in de
fabriek ingevoerde instellingen worden veranderd.
Als de thermische desinfectie via de functie Extern contact WF1/3 inge-
steld werd, wordt de functie Thermische desinfectie niet getoond.
De functie Thermische desinfectie wordt uitgevoerd totdat de ingestel-
de, verhoogde warmwatertemperatuur is bereikt. Dit gebeurt geduren-
de een periode van 180 minuten. Als de verhoogde
warmwatertemperatuur in deze periode niet wordt bereikt, wordt een
storingsmelding Thermische desinfectie mislukt gegenereerd.
De instelling van de thermische desinfectie is ook mogelijk met een eigen
tijdprogramma.
▶ Voer de instelling onder Installatie > Warm water > Bijkomende
functies uit.
21
Informatie over het hoofdmenu reset
De resetfuncties voor de parameters
• sluimertijd,
• onderhoudsmelding,
• PID-parameters en
• Vergrendelingsscherm
zijn in de betreffende menu's opgenomen.
Met het menu Reset kunnen alle waarden in het hoofdmenu en in de ser-
vicemenu's naar de fabrieksinstellingen gereset worden.
Na de bevestiging van de reset door Resetten mag die niet meer afge-
broken worden!
Resets
Toelichting
Instellingen
Alleen mogelijk als op de regelaar een cv-ketel met ge-
branderauto-
ïntegreerde brander aangesloten is (SAFe).
maat
De instellingen van de geïntegreerde brander worden
naar de basisinstellingen gereset.
Branderbe-
De branderbedrijfsuren en het aantal branderstarts
drijfsuren
worden op 0 gezet.
Meldingen
Alle in de Meldingen opgeslagen storingen worden ge-
wist.
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)
Resets
Toelichting
Basisinstel-
Alle instelbare waarden in het hoofdmenu en in de ser-
ling laden
vicemenu's, worden naar de fabrieksinstelling gereset.
Uitzondering: het klokprogramma blijft behouden.
Na het laden volgt een nieuwe start.
Energiebewa-
Alle opgeslagen energiedata in de regelaar worden ge-
kingsgege-
wist.
vens
Tabel 30 Mogelijke resets
De pairing (regelaarverbinding) tussen master- en slave-regelaars gaat
verloren, wanneer de masterregelaar naar de fabrieksinstelling wordt te-
ruggezet (Basisinstelling laden). Deze blijft echter wel behouden, wan-
neer alleen slaves naar de fabrieksinstelling worden teruggezet.
Wanneer de pairing op de masterregelaar wordt geactiveerd of de confi-
guratie van de masterregelaar wordt geladen, zijn de regelaars weer ver-
bonden.
Voorbeeld Reset van de Meldingen
Met de functie Meldingen worden alle storingsindicaties gereset. Deze
functie wist alle invoer in de Meldingen.
▶ Servicemenu oproepen ( hoofdstuk 6.9, pagina 19).
▶
aantikken.
▶ Tik in de keuzelijst bij Meldingen het veld Reset aan.
De vraag Wilt u de instellingen terugzetten naar de fabrieksin-
stelling? wordt getoond.
▶ Veld Annuleren aantikken.
De keuzelijst wordt weer getoond. De reset is afgebroken.
-of-
▶ Veld Resetten aantikken.
De vraag Opgelet! Met deze procedure gaan alle instellingen op
alle componenten van het regelsysteem verloren! Wilt u door-
gaan? wordt getoond.
▶ Veld Doorgaan aantikken.
Alle aanwezige invoergegevens worden gewist.
22
Informatie over het hoofdmenu connectiviteit
Met deze functie kunnen regelaars met elkaar verbonden worden en kan
de verbinding van de regelaar met het internet of een netwerk tot stand
gebracht worden. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet
een datakabel met één van de aansluitingen 9 tot 11 van de bedienings-
unit ( afbeelding 22, pagina 22) verbonden worden.
22.1
Netwerkopbouw met andere regelaars uit de serie
Control 8000
Via de interfaces LAN1 (ingang) en LAN2 (uitgang) kan een verbinding
tussen regelaars tot stand gebracht worden. Hiervoor moeten de rege-
laars met een LAN-kabel met elkaar verbonden worden. Bij warmtepro-
ductiecascades moet dit via een functiemodule FM-CM gebeuren.
▶ Documenten van de masterregelaar aanhouden.
22.1.1 Netwerkopbouw
Bij installaties met meerdere regelaars (uitbreidingsregelaars, casca-
des) moeten alle regelaars dezelfde softwareversie hebben.
De verbinding tussen de regelaars moet via een LAN-kabel gebeuren.
▶ Houd voor de adressering van de regelaars hoofdstuk 8.1, pagina 22
aan.
Informatie over het hoofdmenu reset
57
Advertenties
Inhoudsopgave
