Parameter
Installatievraag actief
Vraag via bus
Maximale gewenste aanvoer-
temperatuur
Minimale gewenste aanvoer-
temperatuur
Uitvoertype spanningsuitgang
Minimale spanning
Maximale spanning
Minimaal vermogen
Maximaal vermogen
Minimale temperatuur
Maximum temperatuur
vorstbescherming
Tabel 11 Menu Warmteproductie > Strategiegegevens > Fabrieksinstelling
11.4
Onderstation
Instelparameters verschijnen alleen als onder Moduleconfiguratie >
Type warmtebron> als onderstation is ingesteld ( hoofdstuk 17,
pagina 45).
11.4.1 Fabrieksinstelling
Parameter
Hydraulische configuratie
vorstbescherming
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)
Instellingen/instelbereik
Uit/Aan
Uit/Aan
50...90...120 °C
10...20...70 °C
Geen
Ingestelde temperatuur
Actueel vermogen
0 ... 10 V
0...10 V
0...100 %
0...100 %
0...10...100 °C
0...90...120 °C
Uit/Aan
Instellingen/instelbereik
Sensor
Pomp/sensor
Pomp/sensor/mengmodule
Uit/Aan
Toelichting
Instelling, of met de vraag van de rege-
laar bij de warmteproductie rekening is
gehouden.
Instelling of de warmteproductie via de
Modbus TCP/IP kan worden aange-
vraagd.
Maximale aanvoertemperatuur, die bij
de vraag van de installatie moet worden
bereikt.
Minimale aanvoertemperatuur, die bij de
vraag van de installatie niet mag worden
onderschreden.
–
Uitvoer van de gewenste installatietem-
peratuur
Uitvoer van het actuele installatievermo-
gen
Minimale uitgangsspanning
Maximale uitgangsspanning
Minimale actuele vermogen, dat via de
spanning wordt uitgestuurd.
Maximale actuele vermogen, dat via de
spanning wordt uitgestuurd.
Minimale gewenste temperatuur, die via
de spanning wordt uitgestuurd.
Maximale gewenste temperatuur, die via
de spanning wordt uitgestuurd.
Instelling of de installatievorstbescher-
ming is geactiveerd.
Toelichting
Instelling, welke onderdelen op het on-
derstation zijn aangesloten.
–
Warmte-opwekking
Aanwijzing
Uit: er wordt alleen rekening gehouden
met externe warmtevraag via de vermo-
gensvraag (op klem WA1/2, 0...10 V).
Aan: er wordt rekening gehouden met
warmtevragen uit de regelaar inclusief
bedrijfsvoorwaarden van de warmte-
bron en met extern vragen.
Uit: er wordt geen rekening gehouden
met warmtevragen via Modbus TCP/IP.
▶ Houd rekening met de STB-instellin-
gen van de warmtebron.
Voor warmtebronnen met branderauto-
maat SAFe of UBA is een STB-instelling
niet mogelijk.
–
Wordt alleen weergegeven als er een FM-
CM is geïnstalleerd.
De parameters worden uitgevoerd via de
aansluitklemmen U 3/4 op de FM CM.
Keuze, welke parameter aan de aansluit-
klem Brmod naar de centrale module ZM
moet worden uitgestuurd.
Aanwijzing: als een FM-CM is geïnstal-
leerd, worden de parameters via de aan-
sluitklemmen U op de FM-CM
uitgevoerd.
Uit: Er wordt alleen met de gewenste in-
stallatiewaarden rekening gehouden.
Aanwijzing
▶ Sluit de extra sensor (FZ) aan op de
centrale module ZM.
▶ Sluit de extra sensor (FZ) en de circu-
latiepomp (klem PK) aan op de cen-
trale module ZM.
▶ Sluit de extra sensor (FZ), circulatie-
pomp (klem PK) en mengklep (klem
SR) aan op de centrale module ZM.
–
31