Warmte-opwekking
Parameter
Instellingen/instelbe-
reik
Pompregeltype
Uit/Aan
Gebruiksvoorwaar-
den cv-toestel
Volgens vermogen
Modulerend conform
delta-T
Overeenkomstig kete-
laanvoertemperatuur
(Bij LOAD plus-techno-
logie)
Minimaal debiet
Maximaal temperatuur-
Nee/Ja
verschil activeren
Maximaal toegestaan
10...40...80 K
temperatuurverschil
warmtebron
Bereik van de maximale
1...10...30 K
pompmodulatie
Bereik van de proportio-
1...5...50 K
nele pompmodulatie
Gewenste waarde van
0...100 %
de constante pompmo-
dulatie
Verhoging aanvoertem-
0...3...20 K
peratuur
Pompmodulatie tijdens
0...100 %
het starten van het cv-
toestel
Temperatuurverschil
1...4...10 K
toestel/open verdeler
Pompnadraaitijd als
0...60...120 min
masterketel
Pompnadraaitijd als sla-
0...5...120 min
ve-cv-toestel
Spanning voor min. vo-
0 ... 10 V
lumestroom
Spanning voor max. vo-
0 ... 10 V
lumestroom
Max. uitschakeltempe-
30...99 °C
ratuur
Bovenste grens van de
90...100 °C
maximale cv-watertem-
peratuur
Maximum Ketelvermo-
0...100 %
gen
Antipendelblokkering
0...10...60 min
28
Toelichting
Instelling of een constante pomp (Uit/Aan) is ge-
ïnstalleerd.
Toestelbedrijfsvoorwaarden bepalen de aanstu-
ring van de pomp.
De pomp moduleert volgens het brandervermo-
gen als de bedrijfsomstandigheden dit toelaten.
De pomp wordt conform de delta-T tussen sensor
FK en FZ (FVS) geregeld.
De toestelcircuitpomp kan modulerend worden
gebruikt, zodat deze bijvoorbeeld bij een afname
van de aanvoertemperatuur terug moduleert.
De toestelcircuitpomp verandert de toestelcir-
cuitvolumestroom, zodat de toestelaanvoertem-
peratuur op de actuele gewenste
installatietemperatuur en de verhoging wordt ge-
houden.
▶ Activeer de parameter afhankelijk van de
warmtebron.
▶ Voer de instelling afhankelijk van de warmte-
bron uit.
–
–
De verhoging wordt bij de berekende/gewenste
aanvoertemperatuur gevoegd en resulteert in de
aanvoertemperatuur voor het systeem.
–
–
Instelling van het temperatuurverschil tussen
temperatuursensor in installatievoorloop (FZ) en
watertemperatuursensor (FK)
Om de in de warmtebron opgeslagen warmte op-
timaal te gebruiken, wordt een tijd ingegeven, die
de pomp na het uitschakelen van de brander na-
loopt.
Aanwijzing bij welke spanning het minimale de-
biet stroomt.
Aanwijzing bij welke spanning het maximale de-
biet stroomt.
Komt de actuele keteltemperatuur overeen met
de maximale uitschakeltemperatuur, dan wordt
de warmtebron uitgeschakeld.
–
Begrenzing van het vermogen van de warmte-
bron
Instelling van de blokkeertijd tussen het uit- en
opnieuw inschakelen van de warmtebron
Aanwijzing
▶ Hoofdstuk 18.1.1, pagina 49 aanhouden.
▶ Documentatie van de pompfabrikant aan-
houden.
▶ Bedrijfsvoorwaarden en instelinstructies
van de warmtebron aanhouden!
▶ Bedrijfsvoorwaarden ketel (Minimaal de-
biet) aanhouden.
–
–
–
–
–
–
Aanpassing nodig afhankelijk van de warmte-
bron (waterinhoud) en het hydraulische sys-
teem van de installatie (open verdeler,
bufferopslag).
▶ Neem de aanwijzingen van de pompfabri-
kant in acht.
▶ Neem de aanwijzingen van de pompfabri-
kant in acht.
De maximaal mogelijke uitschakeltemperatuur
wordt door de brandautomaten (type SAFe) van
de aangesloten warmtebron bepaald.
De vooringestelde waarde moet enkel in uitzon-
derlijke gevallen veranderd worden. De waarde
kan alleen verlaagd worden.
Hoofdstuk 18.2, pagina 50
▶ Neem de documenten van de warmtebron in
acht!
Deze functie is in het verwarmings- en warmwa-
terbedrijf actief.
Deze functie is in het verwarmings- en warmwa-
terbedrijf actief.
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)