5.4
Aansluitingen bedieningsunit (HMI)
12
LAN1
11
LAN2
10
-
+
9
8
Afb. 4
Aansluitingen bedieningsunit
[1]
Opening voor SD-kaart
[2]
CAN-BUS-aansluiting (zonder functie, voor latere functies voor-
zien)
[3]
Modbus-RTU-aansluiting (voor interne communicatie), bijvoor-
beeld voor WKK
[4]
EMS-aansluiting (aansluiting EMS-warmtebron met eigen basis-
regeling bedieningspaneel)
[5]
Adresinstelling regelaar ( Hoofdstuk 8.1, pagina 22)
[6]
Draadbrug (J2) voor de activering van de afsluitweerstand Mod-
bus-RTU
[7]
Draadbrug (J1) voor de activering van de afsluitweerstand CAN-
BUS (zonder functie, voor latere functies voorzien)
[8]
Typeplaat
[9]
Batterij CR2032
[10] Netwerkverbinding LAN2 (CBC-BUS)
[11] Netwerkverbinding LAN1 (Internet, Modbus TCP/IP, CBC-BUS),
functie kan worden geselecteerd in het menu Connectiviteit
[12] USB-aansluiting
Naargelang verbinding en configuratie moeten de steekverbindingen op
de achterkant van de bedieningsunit gemonteerd worden.
Bij bezetting van de connector Modbus-RTU:
• Draadbrug voor de activering van de afsluitweerstand voor de Mod-
bus-RTU is af fabriek aangesloten.
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)
1
2
J1
3
J2
4
7
6
5
0010029623-001
5.5
Aansluiting van de warmtebron op de regelaar
5.5.1
Aansluiting aan de SAFe
GEVAAR
Materiële schade en/of levensgevaar door aanraken van elektrische
componenten en vocht!
Bij de montage en de aansluiting van de regelaar (de combinatie van
warmtebron en regelaar) moet de bescherming tegen het aanraken van
elektrische componenten en het binnendringen van vocht zijn gewaar-
borgd.
▶ Zorg ervoor, dat elektrische componenten binnen de regeling/de
warmtebron niet kunnen worden aangeraakt.
▶ Zorg ervoor, dat vaste objecten niet in de regeling/de warmtebron
kunnen binnendringen.
▶ Zorg ervoor, dat componenten tegen het binnendringen van vocht
zijn beschermd.
▶ Zorg ervoor, dat de voorwaarden voor de beschermingsklasse IP20
conform EN 60529 worden aangehouden. Daarvoor door aanbouw
van de regelaar aan het cv-toestel via de als accessoire leverbare
adapterplaat de openingen aan de onderzijde van de regelaar sluiten.
WAARSCHUWING
Levensgevaar door rookgas in de opstellingsruimte!
Wanneer de verbinding tussen warmtebron en ZM5313 onderbroken is,
kan bij oudere (hier niet toegestane) SAFe-softwareversies de warmte-
bron automatisch worden gestart.
▶ Gebruik uitsluitend warmtebronnen met SAFe met softwareversie
≥ Tabel 3.
OPMERKING
Materiële schade en/of storingen door verkeerde montage!
Bij de aansluiting van een SAFe-warmtebron op een regelaar Control CC
8313 moet de regelaar op de SAFe-warmtebron worden gemonteerd,
om de elektrische aansluitingen te kunnen uitvoeren. De SAFe-kabel
mag niet met een standaard kabel worden verlengd.
▶ Regelaar op de warmtebron monteren.
▶ Meegeleverde verlengkabel voor verlengen van de SAFe-verbinding
gebruiken.
Bij aansluiting van een cv-toestel met branderautomaten SAFe is de aan-
sluiting EMS zonder functie!
SAFe-warmtebronnen zijn warmtebronnen, die voor de brandersturing
met een SAFe (branderautomaat) uitgerust zijn. De SAFe wordt direct
op de master-installatieregeling (bijv. Control CC 8313) aangesloten.
Aangezien de correcte functie van de regeling van de softwareversie van
de aangesloten warmtebron afhankelijk is, moet de softwareversie
van de SAFe direct na de aansluiting gecontroleerd worden.
Aansluitingen:
• Op de centrale module ZM5313 aan de aansluitklemmen BUS SAFe
en net SAFe
• op de SAFe en de aansluitklemmen BUS en Netz Safe.
SAFe-versie controleren
▶ Controleer aan de warmtebron, of de SAFe ten minste één software-
versie conform tabel 3 heeft.
Installatie
9