Parameter
Instellingen/instel-
bereik
Zwaar
Isolatienorm
Gering
Gemiddeld
Goed
Storingsmelduitgang (AS1)
Storing
Gebruik als
Waarschuwing
Buitentemperatuur master-
Nee/Ja
besturing ontvangen
Externe warmtevraag (digi-
Nee/Ja
taal)
Gewenste aanvoertempera-
20...75...120 °C
tuur
Externe warmtevraag
Nee/Ja
(0...10 V)
Soort vraag
Ingestelde tempera-
tuur
Vermogen
Minimale gewenste aan-
0...10...120 °C
voertemperatuur
Spanning bij minimale ge-
0 ... 10 V
wenste aanvoertempera-
tuur
Maximale gewenste aan-
0...90...120 °C
voertemperatuur
Spanning bij maximale ge-
0...10 V
wenste aanvoertempera-
tuur
Minimale vermogensvraag 0...100 %
Elektrische spanning bij mi-
0 ... 10 V
nimale vermogensvraag
Maximale vermogensvraag 0...100 %
Elektrische spanning bij
0...10 V
maximale vermogensvraag
Tabel 7 Menu Algemene gegevens
Control 8313 – 6720853778 (2023/09)
Toelichting
Hoog warmteopslagvermogen,
bijvoorbeeld Bijv. gebouw van bakstenen
Geen of minimale isolatie, bijvoorbeeld gebouw
zonder isolatie
Middelmatig isolerend effect, bijv. gebouwen
met gevelisolatie (isolatiemateriaal: bijv. steen-
wol 10 cm)
Grote isolatie, bijvoorbeeld nieuwbouw of
gerenoveerd gebouw met gevelisolatie
(isolatiemateriaal: bijv. steenwol 20 cm)
Wanneer een storing aanwezig is, wordt de uit-
gang geschakeld.
Wanneer een waarschuwing aanwezig is, wordt
de uitgang geschakeld.
Nee: De buitentemperatuurvoeler moet worden
aangesloten op deze regelaar op de centrale
module.
Ja: De buitentemperatuursensor is op een an-
dere regelaar aangesloten. De sensorwaarden
worden via de CBC-BUS overgedragen.
Vermelding, of het ingangssignaal van de warm-
tevraag extern via een aan/uit-signaal moet
plaatsvinden. Contact WA1/3 op de ZM-modu-
le.
Instelling van de gewenste aanvoertemperatuur
die moet worden gebruikt bij een externe warm-
tevraag.
Vermelding, of het ingangssignaal van de warm-
tevraag via een 0...10 V-signaal moet plaatsvin-
den.
Vermelding, of de 0...10-V-ingang (klem WA1/
2) de ingestelde temperatuur bepaalt.
Vermelding, of de 0...10-V-ingang (klem WA1/
2) het vermogen in % bepaalt.
Vermelding, welke minimale gewenste aanvoer-
temperatuur op de installatie aanwezig moet
zijn.
Vermelding, bij welke spanning de minimale ge-
wenste aanvoertemperatuur op de installatie
aanwezig moet zijn.
Vermelding, welke maximale gewenste aan-
voertemperatuur op de installatie aanwezig
moet zijn.
Vermelding, bij welke spanning de maximale ge-
wenste aanvoertemperatuur op de installatie
aanwezig moet zijn.
Vermelding, welke minimale vermogensvraag
op de installatie aanwezig moet zijn.
Vermelding, bij welke spanning de minimale
vermogensvraag op de installatie aanwezig
moet zijn.
Vermelding, welke maximale vermogensvraag
op de installatie aanwezig moet zijn.
Vermelding, bij welke spanning de maximale
vermogensvraag op de installatie aanwezig
moet zijn.
Opmerking
Parameter wordt gebruikt om de gedempte bui-
tentemperatuur te berekenen.
▶ CV-installatie aan de isolatie aanpassen
( hoofdstuk 16.2.2, pagina 44).
Potentiaalvrije uitgang (algemene storingsmel-
ding)
Maximale schakelstroom 5 A
( hoofdstuk 16.3, pagina 44)
De parameter wordt uitsluitend bij meerdere re-
gelaars en allee op regelaars met adres > 0 (bij-
voorbeeld onderstations) getoond.
Bij Ja en wanneer klem WA1/3 gesloten, is de
warmtebron vrijgegeven en wordt deze op de
hoogste gevraagde temperatuur geregeld.
–
Aansluiting op klem WA
hoofdstuk 16.4, pagina 44
–
–
–
–
–
Bij Vermogen wordt niet met andere vragen re-
kening gehouden.
De warmtebron gaat via verschillende stappen
naar het gevraagde vermogen.
Menustructuur
25