F Controleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden. Rijd voorzichtig en langzaam
verder als het niet mogelijk is om deze
controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Reset
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Het systeem moet worden gereset bij
aangezet contact (schakelaar in de stand
"ON" of de modus "ON") en stilstaande auto.
F Open het dashboardkastje.
F Druk op de toets voor het resetten.
F Wanneer het verklikkerlampje in
het instrumentenpaneel 3 keer
knippert, is de reset voltooid.
F Wacht enkele minuten voordat u het contact
uitzet (schakelaar in de stand "ACC" of
"LOCK" of de modus "OFF").
De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsparameters worden door het
systeem als referentiewaarden beschouwd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Rijden
6
93