overeenkomstig het door u ingestelde
comfortniveau.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten en het
elektrisch bedienbare vouwdak zijn gesloten.
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat uw auto
wordt gestart, gehandhaafd.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op
het optimale niveau gebracht.
F Druk op de toets 6 "AUTO". Het symbool
AUTO gaat uit.
Door nogmaals op de toets 6 "AUTO" te
drukken kunt u achtereenvolgens een van de
volgende modi kiezen:
Voor een optimale werking van het
systeem.
Voor een aangenaam thermisch
comfort met een beperkte
luchtstroom.
Voor een dynamische
luchttoevoer via voornamelijk de
zijventilatieroosters.
Handmatige bediening
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stellen.
De overige functies worden nog steeds
automatisch geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool "AUTO".
Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F Duw toets 1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te
verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u echter
een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen erg laag of erg hoog is, heeft het
geen zin om voor een optimaal comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem
corrigeert automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Om het interieur maximaal te verkoelen of
te verwarmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F Duw op de onderzijde van de toets tot LO
wordt weergegeven of op de bovenzijde
van de toets tot HI wordt weergegeven.
Ergonomie en comfort
Regeling luchtopbrengst
F Druk op de toets 2 (ventilator met gevulde
schoepen of ventilator met lege schoepen) om
de luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld.
Regeling luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:
-
de middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimte,
-
de voetenruimte,
-
de voorruit en de voetenruimte,
-
de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voorruit,
-
de voorruit.
Airconditioning aan/uit
F Druk nogmaals op toets 5 om de
airconditioning uit te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Druk nogmaals op de toets om de
automatische werking van de airconditioning
te hervatten. Het symbool A/C wordt
weergegeven.
3
39