Rijden
Instellen van de activering
van de waarschuwing
De instellingen van de activering van de
waarschuwing bepalen de manier waarop
u wordt gewaarschuwd voor een mogelijke
aanrijding met een voorligger.
U kunt kiezen uit een van de drie volgende
instellingen:
A. "Veraf", wanneer u vroeg voor een
voorligger wilt worden gewaarschuwd
(rustige rijstijl).
B. "Normaal",
C. "Dichtbij", wanneer u later wilt worden
gewaarschuwd (sportieve rijstijl).
Druk nogmaals op deze knop om
door te instellingen te scrollen:
de standaard instelling is "Normaal".
88
Uitschakelen/weer inschakelen
Druk langer dan 3 seconden op deze toets.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en de
melding "PCS OFF" verschijnt.
Druk nogmaals op deze toets om het systeem
weer in te schakelen.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Het systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld zodra u het contact weer aanzet
met de sleutel of de knop "START/STOP".
Werkingslimieten
Het systeem detecteert uitsluitend stilstaande
voertuigen of voertuigen die in dezelfde richting
rijden.
Het detecteert geen kleine voertuigen
(fietsen, motorfietsen), voetgangers
of dieren en ook geen stilstaande
voorwerpen die niet reflecteren.
Dit systeem wordt niet geactiveerd en grijpt niet
in als de bestuurder:
-
het gaspedaal hard intrapt (zelfs als de
snelheidsbegrenzer actief is)
-
of een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
Het detectievermogen neemt af als:
-
u in een omgeving rijdt met scherpe
bochten en/of in slechte staat verkerende
wegen,
-
het vervoeren van een overmatig zware
lading een aanzienlijke invloed op de
wegligging van uw auto heeft,
-
uw auto slipt.