D 10.12 Bediening
1
Veiligheidsvoorschriften
f
Door inwerkingstelling van motor, rijaandrijving, transporteur, worm, balk of hefvoor-
zieningen kunnen personen gevaar lopen.
Voor het starten nagaan of er niemand werkzaamheden uitvoert in of onder de ma-
chine, of zich ophoudt in de gevarenzone van de machine!
- De motor niet starten en geen bedieningselementen gebruiken indien deze zijn
voorzien van een uitdrukkelijke waarschuwing dat ze niet gebruikt mogen worden!
De bedieningselementen uitsluitend bedienen wanneer de motor loopt, tenzij an-
ders is aangegeven!
f
Bij lopende motor nooit in de wormtunnel kruipen en nooit de bak of de transporteur
betreden. Levensgevaar!
- Tijdens het werk altijd controleren of er niemand in gevaar is!
- Zorg ervoor dat alle beveiligingen en afdekkingen zijn aangebracht en goed zijn be-
vestigd!
- Geconstateerde schade onmiddellijk verhelpen! Machines met gebreken mogen
niet worden gebruikt!
- Geen personen laten meerijden op de machine of de balk!
- Hindernissen verwijderen van het rijtraject en uit het werkgebied!
- Altijd proberen de van het verkeer afgekeerde bedieningspositie te kiezen! Buiten-
bediening vergrendelen.
- Een veilige afstand aanhouden ten opzichte van overhangende constructies, ande-
re machines en overige gevaarlijke punten!
- Op oneffen terrein voorzichtig rijden om te voorkomen dat de machine wegglijdt,
kantelt of omvalt.
f
De machine altijd onder controle houden; niet proberen de machine zwaarder te be-
lasten dan zijn capaciteit toestaat!
D 10.12 1