1.2
Onderhoudspunten
Kettingspanning transporteur (1)
Kettingspanning controleren:
Voor het controleren en instellen van de
A
kettingspanning moet de machine boven
een onderhoudsput, op een oprit of op een hefbrug staan.
De transporteurketting is goed gespan-
nen wanneer er tussen de bovenkant
van de ketting en de langsdrager (A) een
doorhang van ca. 65 mm is.
m
De transporteurketting mag niet te slap
of te strak zijn gespannen. Bij een te
strak gespannen ketting kan materiaal
tussen ketting en kettingwiel leiden tot
stilstand of breuken.
Indien de kettingen te slap zijn gespan-
nen, kunnen ze uitstekende voorwerpen
grijpen en daardoor breken.
Kettingspanning instellen:
De stelschroeven (B) bevinden zich op
A
de dwarsdrager aan de voorkant van de
machine.
- Borgplaten (C) van de stelschroeven
demonteren.
- Kettingspanning instellen met stel-
schroef (B):
- Kettingspanning verhogen: met de
klok mee draaien.
- Kettingspanning verlagen: tegen de klok in draaien.
m
De kettingspanning gelijkmatig instellen met beide stelschroeven.
- Borgplaten (C) weer correct monteren.
F 3.12 4
A
5-10cm
B
C
C
B