- Schakelaar (3) op de stand "afstandsbesturing" zetten (rechts).
- Gordel (4) met de veiligheidsschakelaar aan de bestuurder bevestigen.
Wanneer de veiligheidsschakelaar wordt uitgetrokken, wordt de rijaandrijving onmid-
A
dellijk uitgeschakeld.
f
Om veiligheidsredenen is werken met de afstandsbediening verboden indien de be-
stuurder niet de gordel met de veiligheidsuitschakeling draagt!
Na een veiligheidsuitschakeling is de rijaandrijving geblokkeerd. Om deze vrij te ge-
A
ven, moet de rijhendel (6) eerst weer op de neutrale stand worden gezet.
- Snelheid instellen op werksnelheid (5).
Bij de transportsnelheid wordt de rijaandrijving automatisch geblokkeerd.
A
Omzetten op normale besturing
- Arm van de afstandsbesturing op de "parkeerstand" draaien en beveiligen met bor-
gingen (1) en (2).
- Schakelaar (3) op stand "0" zetten (onder).
E 10.12 13