1.1
Machine starten
Voor het starten van de machine
Voordat de dieselmotor wordt gestart en de machine in gebruik kan worden geno-
men, dient men het volgende te doen:
- Dagelijks onderhoud van de machine (zie hoofdstuk F).
m
Controleer aan de hand van de bedrijfsurenteller of er verdere onderhoudswerk-
zaamheden uitgevoerd moeten worden (bijv. maandelijks, jaarlijks onderhoud).
- Controle van de veiligheidsvoorzieningen en beveiligingen.
"Normaal" starten
Rijhendel (1) op de middelste stand zetten, toerentalinstelling (2) op minimum zetten.
- Contactsleutel (3) in de stand "0" in het contact steken.
m
Bij het starten dient er geen licht ingeschakeld te zijn, om de accu niet onnodig te be-
lasten.
Starten is niet mogelijk wanneer de controlelampjes "Startblokkering" (4) of "Foutmel-
A
ding" (5) branden.
Het controlelampje "Startblokkering" geeft aan dat de volgende schakeltoestanden
actief zijn op het bedieningspaneel of op de afstandsbediening:
- Noodstopknop (6) ingedrukt
- Wormfunctie (7) op bedrijfsmodus "AUTO" of "HANDMATIG" geschakeld
- Transporteurfunctie (8) op bedrijfsmodus "AUTO" of "HANDMATIG" geschakeld
Het controlelampje "Foutmelding" geeft aan dat starten niet mogelijk is wegens een
fout van de motor.
- Contactsleutel (3) op stand 1 draaien en wachten tot de voorgloeicontrole (9) uit is.
- Contactsleutel (3) op de startpositie draaien om de motor te starten.
Maximaal 20 seconden ononderbroken starten, daarna een minuut pauzeren!
Als de motor niet aanspringt en het controlelampje Foutmelding (5) brandt, heeft de
A
elektronische motorregeling de startblokkering geactiveerd om de motor te bescher-
men.
De startblokkering wordt uitgeschakeld wanneer men het systeem ca. 30 s uitscha-
kelt met de contactsleutel (3).
m
Als de motor na twee startpogingen nog niet is aangesprongen, dient men de oorzaak
op te sporen!
D 40.12 6