7
Plaats de envelop met de afdrukzijde naar beneden en met de rechterrand (de rand het dichtst bij de
postzegel) eerst.
Als de envelop aan de korte zijde is voorzien van een sluitklep, dan moet deze rand als eerste het apparaat in
gaan. Let u hier niet op, dan zal dit een papierstoring tot gevolg hebben.
8
Knijp in de breedtegeleider en schuif deze tegen de enveloppen.
Zorg dat de stapel enveloppen niet hoger is dan de vullimiet.
NOK
9
Schuif de papiercassette in het apparaat.
OPMERKING
Als u de cassette niet helemaal in het apparaat schuift, kunnen zich papierstoringen voordoen.
10
Geef het papierformaat en het type papier op.
Druk op [Menu]
OK
Druk op [ (-)] of [ (+)] om <1.CASSETTE> te kiezen
Druk op [ (-)] of [ (+)] om <ENVELOP> te kiezen
Druk op [ (-)] of [ (+)] om het juiste enveloptype te kiezen
Druk op [ (-)] of [ (+)] om <DIK PAPIER> of <DIK PAPIER H> te kiezen
Druk op [Stop/Reset] om terug te gaan naar de stand-bymodus.
NOKKEN
VULLIMIET
NOK
druk op [OK].
druk tweemaal op [OK].
druk tweemaal op [OK].
druk op [OK].
Papier plaatsen
4
4-7