Melding
GEHEUGEN VOL
NIET GEREGISTR.
ONTV. IN GEHEUGEN
OPHANGEN
PAP.FORMAAT VERKEERD
PAPIER BIJVULLEN
CASSETTE
PLAATS CARTRIDGE
PRINTER DATA FOUT
SCANNEN
RUIMTE MAKEN IN GEH.
EVEN WACHTEN A.U.B.
SYSTEEMFOUT
Exxx*
TX/RX NR. nnnn**
VERVANG CARTRIDGE
Oorzaak
Het geheugen is vol omdat kopieën sorteren
was ingesteld toen een groot document werd
geplaatst.
De snelkiestoets of de code voor verkort
kiezen die u hebt ingevoerd is niet in het
geheugen opgeslagen.
Het apparaat heeft de fax in het geheugen
ontvangen omdat het papier of de toner op is,
een papierstoring is opgetreden of het
verkeerd papierformaat was geplaatst.
De handset is niet goed op de houder
geplaatst.
Het formaat van het papier in de cassette of de
MP-invoer wijkt af van het papierformaat dat in
het menu is ingevoerd bij de instelling
<PAPIERFORM.>.
Er bevindt zich geen papier in de
papiercassette.
Er is geen cartridge geplaatst of de cartridge is
niet goed geplaatst.
Tijdens de communicatie tussen het apparaat
en de computer heeft zich een storing
voorgedaan.
Tijdens het scannen raakt het geheugen bijna
op omdat het document veel afbeeldingen of
foto's bevat.
Er is een storing opgetreden
in het apparaat.
Wanneer het apparaat een fax verzendt of
ontvangt, wordt aan deze fax een uniek
identificatienummer toegekend (nnnn).
De tonercartridge is leeg of is niet goed
geplaatst.
Actie
Splits het document op in kleinere delen
en kopieer elk deel apart.
Sla de snelkiestoets of de code voor
verkort kiezen op in het geheugen.
(Zie pagina 5-2 en 5-5.)
Plaats papier met het juiste
papierformaat in de cassette, vervang
de tonercartridge of verwijder het
vastgelopen papier. (Zie p.7-6.)
Plaats de handset goed op de houder.
Plaats papier met het juiste formaat of
wijzig de instelling <PAPIERFORM.> in
het menu. (Zie p. 16-2.)
Reset het apparaat vervolgens door de
klep van de printer te openen en daarna
weer te sluiten.
Plaats papier in de cassette. (Zie p. 2-21 t/m
2-23.) Zorg dat de papierstapel in de
cassette niet hoger is dan de
maximumcapaciteit van de cassette.
Als u papier bijvult tijdens het maken van
kopieën, plaats dan geen papier van een
ander formaat.
Plaats de cartridge op de juiste wijze.
(Zie p. 2-18.)
Gebruik [Systeemmonitor] om de actieve
of de laatste afdrukopdracht te
verwijderen (indien meerdere opdrachten
worden afgedrukt). Daarna kunt u naar de
volgende opdracht gaan. Als u <PRINTER
RESET> in het menu gebruikt, worden
alle afdrukopdrachten verwijderd. (Zie
p.16-15.)
Wanneer tijdens het afdrukken
geheugenruimte beschikbaar komt, wordt
het scannen automatisch voortgezet.
Reset het apparaat vervolgens door de
klep van de printer te openen en daarna
weer te sluiten.
Trek de stekker van het apparaat uit het
stopcontact, wacht 3 tot 5 minuten en
steek de stekker vervolgens weer in het
stopcontact. Als hiermee het probleem
niet wordt opgelost, haal dan de stekker
uit het stopcontact en neem contact op
met uw servicetechnicus.
Noteer dit nummer, wellicht hebt u het
later nodig.
Controleer of de toner gelijkmatig in de
cartridge is verdeeld en of de cartridge
goed is geplaatst.
Als u dit hebt gedaan en de melding wordt
nog steeds weergegeven of de
afdrukkwaliteit is onvoldoende, dient u de
cartridge te vervangen. (Zie p. 2-18.)
Meldingen op het display
14
14-9