12.8.3
Geleidbaarheid kalibreren,
conductief, temperatuur‐
coëfficiënt
Voorwaarde voor de kalibratie. De geleidbaar‐
heidssensor is aangesloten. De geleidbaar‐
heidssensor bevindt zich in een geschikte vloei‐
stof, bijv. een monster uit de bypassarmatuur.
1.
Druk bij de basisweergave op de
toets.
2.
Selecteer met de pijltoetsen het kanaal
dat moet worden gekalibreerd.
3.
Ga verder met
U ziet het menu voor de keuze van
ð
[Celconstante] of
de
[Temperatuurcoëfficiënt] .
[Temperatuurcoëfficiënt]
Controleer de
4.
Kies met de pijltoetsen het menu-item
[Temperatuur] .
5.
Verder met
U ziet de actuele gegevens m.b.t.
ð
[Temperatuurcoëfficiënt] .
de
6.
Verder met
De sensorstabiliteit wordt weerge‐
ð
geven, de temperatuurgegevens
hebben betrekking op het tempera‐
tuurverschil van het medium:
laag (< 10 °C is te laag),
n
goed (> 10 °C is goed),
n
zeer goed (> 15 °C is zeer
n
goed).
Verder met
als het staafdiagram binnen het
bereik "goed" ligt.
7.
De geleidbaarheids-kalibratie-oplossing
opwarmen terwijl de geleidbaarheids‐
sensor zich in de geleidbaarheids-kali‐
bratie-oplossing bevindt met minimaal
10 °C, 15 °C is nog beter.
.
.
wordt weergegeven
ð
-
8.
Het resultaat van de kalibratie over‐
nemen door te drukken op de
ð
[Stabiliteit] verplaatst nu
De balk
naar rechts.
[laag] weergegeven, moet de
Wordt
procedure met een 1 ... 2 °C
hogere temperatuur worden her‐
haald; wordt nog steeds
weergegeven, is de sensor defect.
[goed] en [zeer goed] verder
Bij
gaan met
.
De regelaar toont weer het kalibra‐
tiemenu en werkt met de resultaten
van de kalibratie.
Foutieve kalibratie
Ligt het resultaat van de
kalibratie buiten de vastge‐
stelde tolerantiegrenzen,
verschijnt een foutmelding.
In dat geval wordt de
actuele kalibratie niet geac‐
cepteerd.
Controleer de voorwaarden
voor de kalibratie en ver‐
help de fout. Herhaal
daarna de kalibratie.
Kalibreren
[laag]
-toets.
131