Kalibreren
Neem het meetwatermonster direct bij het
meetpunt en bepaal met een geschikte referen‐
tiemethode (bijv. DPD, titratie, etc.) de doseer‐
mediumconcentratie in
Deze waarde als volgt invoeren bij de regelaar:
1.
Druk bij de basisweergave op de
toets.
2.
Kies met de pijltoetsen de
[Kalibratie van de steilheid]
3.
Ga verder met
CAL Cl
Huidige sensormeetwaarden
Concentratie
Sensorstroom
1) Wacht op stabiliteit meetwaarden
2) Neem monster en ga verder met <CAL>
Afb. 64: De DPD-waardekalibratie toont de
actuele sensorwaarden
4.
Ga verder met
CAL Cl
Bepaal DPD-waarde
Meetwaarde bij monsterneming
Wijzig met <OK>
118
[ppm] in het meetwater.
-
A1044
Ga verder met <CAL>
A1045
Afb. 65: DPD-waardekalibratie, hier wordt de
sensorwaarde bevroren; daarna het monster
nemen en met bijv. DPD meten
5.
Ga verder met
aan te passen of ga verder met
verder te gaan met de kalibratie
CAL Cl
Kalibratie geslaagd
Steilheid
Nulpunt
Ga verder met <CAL>
Afb. 66: DPD-waardekalibratie
6.
Het resultaat van de kalibratie opslaan
in het geheugen van de regelaar, door
te drukken op de
De regelaar toont weer de basis‐
ð
weergave en werkt met de resul‐
taten van de kalibratie.
Mislukte kalibratie
Valt het resultaat van de
kalibratie buiten de vastge‐
stelde tolerantiegrenzen,
verschijnt een foutmelding.
In dat geval wordt de
actuele kalibratie niet geac‐
cepteerd.
Controleer de voorwaarden
voor de kalibratie en ver‐
help de fout. Herhaal
daarna de kalibratie.
om de ppm-waarde
om
A1047
-toets